Eriksson Delcroix - Gewoon schuiven en gaan!

Gewoon schuiven en gaan!

Op 14 maart stellen Bjorn Eriksson en Nathalie Delcroix de nieuwste plaat enkele kilometers verderop voor in De Roma, maar vandaag ploften ze zich neer op een zonnig terrasje aan de voetgangerstunnel in Antwerpen voor een uitgebreide babbel over de plaat en de onststaansgeschiedenis ervan.

Vier albums in vijf jaar tijd. Komt de inspiratie zo gemakkelijk?

Bjorn Eriksson (fronst): Was dat maar zo. Het is eerder zo dat we onszelf altijd een deadline opleggen en veel discipline aan de dag leggen. Dat het er nu zo snel zo veel zijn, is ook omdat er vraag naar is. Het is een luxeprobleem eigenlijk. Met Maxon Blewitt maakte ik een plaat om er dan een heel jaar mee te leuren. Ik raakte ze aan de straatstenen niet kwijt. Dat is nu wel even anders. We hebben nu soms al shows geboekt staan zonder dat er een plaat voorzien is.

Nathalie Delcroix: De eerste plaat maakten we op een roze wolk na de geboorte van onze zoon. De tweede kwam er na het overlijden van een vriend. De derde plaat was een eerbetoon aan Lenn. Daarvoor inspireerden Tim Vandenbergh van Sun Sun Sun en Bjorn elkaar. En ja, nu is er deze.

Eriksson: De vorige was eigenlijk totaal niet gepland. Maar de aanleiding was er en uit de live show in de Roma met Sun Sun Sun Orchestra ontstond het idee om samen iets te doen. En dat mondde uit in een volledig album.

Er wordt wel gezegd dat dit jullie laatste plaat wordt voor een hele tijd. Klopt dat?

Delcroix: Ja, na deze is het voorlopig even goed geweest. We hebben hard gewerkt. Als je meespeelt als muzikant op andermans plaat is dat vrij relaxt, maar zelf een album maken en dat dan aan de man brengen, daar komt toch veel bij kijken. We zullen nog wel wat projecten doen, maar als Eriksson Delcroix willen we ons rustig herbronnen en wie weet komt er wel wat uit. We moeten ons huis wat opknappen ook en willen er een studio bouwen. Werk genoeg dus.

Eriksson: Het is toch altijd ploeteren en zoeken. Nummers schrijven en die live spelen, dat zou ik het liefst constant doen, maar er komen zoveel praktische zaken bij kijken en je moet een band bij elkaar houden. Wij hebben een toffe ploeg, hoor, maar je werkt toch met mensen. En dit keer zat er toch wat druk op de ketel.

Vorig jaar zei je nog dat er nog een vervolg mocht komen op ‘Magic Marker Love’, samen met Sun Sun Sun.

Eriksson: Dat zou ik zeker zien zitten.

Delcroix: We zijn nog lang niet uitgespeeld of uitgezongen, maar we doen ook andere dingen met Laïs en Blitzzega en zo. Er zijn zoveel toffe dingen te doen, maar we vrezen een beetje dat we een beetje aan overkill aan het doen zijn. Een relatie kan je moeilijk op pauze zetten, maar hiermee kan dat wel en we voelen dat we dat even moeten doen.

Eriksson: Ik denk dat het ook wat te maken heeft met mijn leeftijd. Ik nader stilaan de vijfenveertig en ik begin me stilaan af te vragen waar dit allemaal naartoe leidt. Ik heb het gevoel dat ik opensta voor een wending of zo.

Eigenlijk is ‘The Riverside’ toch een soort van wending? Het is een veel vrolijkere plaat dan de vorige. Was de reis naar het diepe zuiden van de VS bevrijdend?

Eriksson: Jazeker.

Delcroix (plagend): Maar… wij waren er niet bij en Bjorn heeft ons keihard gemist. Na een tijdje wou hij echt terug naar ons nestje.

Was het een bewuste keuze om naar die streek af te reizen?

Eriksson: Zeker. Ik ga vaak naar muziek luisteren bij mijn buurman Maarten Scheurmans en dat zijn dan vaak field recordings à la Alan Lomax en die Paramount Record Box die uitgegeven werd op Third Man Records van Jack White. En samen met Alain Rylant – onze drummer en mijn vaste compagnon in alles – ontstond dan het idee om daarheen te gaan. Ook al omdat ik met mijn andere project, Les Blauw, al iets had gedaan met die oude blues.

Ik ben verliefd op Amerika tout court, maar daar hangt toch echt iets speciaals in de lucht. Ik was al een paar keer in de buurt geweest, maar dan altijd direct van Memphis richting New Orleans, omdat dat de place to be is. Nu hebben we meer de tijd genomen en tussenstops gemaakt in heel Mississippi. Dat landschap en die sfeer is echt mysterieus en (mijmerend) ... al die plekjes waar al die bluesmuzikanten geleefd en gespeeld hebben en The Riverside Hotel…

Je was niet alleen je gezin vergeten, maar je zat daar ook zonder gitaar. Maar toen bracht een Stella redding.

Eriksson: Dat was eigenlijk met voorbedachten rade. Ik koop graag een gitaar waar ik op reis ga, maar ik moet een excuus hebben. Vorige keer heb ik er ook één gekocht in zo’n typische pandjeswinkel.

Delcroix: Zo wou hij ook een gitaar kopen in Nashville, maar uiteindelijk had hij al een maand daarvoor een speciale gekocht in Nederland en toen mocht hij niet meer van mij, ook al zijn we wel in die winkel geweest. (lacht)

Heb je op die Stella dan ook de nummers gecomponeerd?

Eriksson: Eigenlijk hadden we met heel de band al een week samen gespeeld en hadden we al wat jams opgenomen in onze living. Ik had iedereen een aantal staakwoorden gegeven zoals “Marokkaanse cowboys”, “uptempo”, “rare maatsoorten”, ... en daar zijn we rond beginnen jammen. Die opnames hadden we bij en ik heb die dan in stukjes geknipt en terug aan elkaar gezet in een andere volgorde en er zo nummers van gemaakt.

Delcroix: Normaal schrijft Bjorn de nummers alleen, maar dit keer gingen we helemaal anders te werk. En dat was ook interessant. Hij werd er minder door opgeslorpt en ook artistiek gaf het een andere insteek.

Hielp het voor jou dat je ook al in die Mississippi-delta was geweest?

Delcroix: Ja, alhoewel ik dat ook niet nodig had. Wij zijn thuis altijd al met dat soort van Amerikaanse rootsmuziek bezig. We ademen dat bij wijze van spreken. Het is misschien de eerste keer dat we met cajun naar buiten komen, maar thuis speelden we dat al vaker.

Eriksson: Ik speelde dat genre vroeger al met mijn vader. Dus nieuw was het voor ons zeker niet. Hij was ooit in de Mississippi-delta terechtgekomen als matroos en raakte helemaal in de ban van de cajun. Voor mij als gitarist was dat saai, want dat is telkens dezelfde twee akkoorden. Gelukkig had hij er op een dag ook genoeg van. Maar nu was het leuk om het terug op te pikken.

Delcroix: Veel mensen zijn verrast dat er nu Frans wordt gezongen op de plaat omdat ze de oorsprong van cajun niet kennen. Dat verbaasde ons, want voor ons is dat vanzelfsprekend.

Is het de eerste keer dat je in het Frans zingt?

Delcroix: Ja, in dit soort Frans toch. Dat bestaat eigenlijk niet meer. Zelfs de oudere mensen daar spreken het niet meer. Enkel muzikanten houden dat taaltje levend.

Eriksson: Dat was eigenlijk ideaal voor deze plaat waarop we alles lichter wilden houden dan op de vorige. We namen wat woorden uit dat taaltje en gooiden die bij elkaar. Een mooi voorbeeld daarvan is Le Bayou De Mille Misères wat eigenlijk wel een donker nummer is. Het gaat over een meisje dat is overleden en wiens geest verder leeft in een moeras nabij Louisiana in het lichaam van een Mamselle de couleur blue, dat is een libelle. In die voodoo-cultuur daar spelen geesten en ook moerasgeesten een grote rol, vandaar. Beetje kinderlijk, maar dat was de bedoeling.

Delcroix: (lacht) Geen kat die dat weet, als je dat niet vertelt!

Eriksson: Behalve de lezers van daMusic, voila!

En de andere muzikanten? Wat was hun inbreng?

Eriksson: Behalve die jams inspelen dan? Ze hadden natuurlijk hun inbreng in de uiteindelijke vorm waarin de songs ingespeeld werden en Peter Pask, onze bassist, tekende de cover op mijn vraag. Ooit tekende hij in een soort vriendenboek dat Nathalie doorgaf aan onze vrienden ter gelegenheid van mijn verjaardag iets gelijkaardigs. Ik vond dat dit paste bij de vrolijkheid van de plaat.

Mijn vader schreef mee aan de titeltrack en Hex. Dat was eigenlijk een stuk van de jam dat we niet zouden gebruiken, maar hij schreef er die tekst bij en zo werd het toch nog wat. En zo staat er toch ook weer een psychedelisch nummer op de plaat en bleef de traditie intact (lacht).

Hij zingt ook op La Danse De Mardi Gras, een nummer dat we al vaak live brachten en dat nu eindelijk op een plaat staat. Eigenlijk was het ook één van de startpunten waarrond we de rest gebouwd hebben, bedenk ik me nu. En mijn pa met zijn accordeon (die we trouwens speciaal daar in Louisiana hebben laten bouwen) en zijn manier van schreeuwen, zo moet cajun gebracht worden.

Delcroix: De mensen zullen blij zijn. Na shows vragen ze altijd op welke plaat dat nummer staat. Wel, nu kunnen ze het in huis halen.

In het boekje bij de cd en op de socials worden de muzikanten als dieren voorgesteld. Hadden zij zelf inspraak als welk dier ze werden geportretteerd?
Eriksson: Nee, mijn vader was bijvoorbeeld niet zo blij dat hij een schildpad was (lachend).

Delcroix: De bijhorende verhaaltjes ook gelezen? Tof he? Hij moet er alleen nog een paar delen: die van hemzelf en van mij bijvoorbeeld. Je vindt ze onder andere op onze Instagram.

In een paar recensies wordt geschreven dat jullie een ondertoon van elektronica gebruikten, toch is daar niets van te vinden in de liner notes. Hoe zit dat nu?

Eriksson: Dat zal Elko's (Blyweert nvdr) gitaar zijn! Die klinkt inderdaad soms als een synthesizer.

Delcroix: Inderdaad. Onlangs vroeg er nog iemand: “Wat doet die synthesizer op de plaat?"

La Danse De Mardi Gras, Les ‘Tit’ Blondes en J’ai Été Au Bal zijn alle drie traditionals die jullie herwerkten. Kende je die al vooraf of heb je ze ginds ontdekt?

Eriksson: Ik kende ze al…

Delcroix: Maar ze zijn wel totaal onherkenbaar herwerkt, behalve die eerste dan.

Eriksson: Eigenlijk hadden we eerst instrumentale muziek gecomponeerd. Toen vroeg ik me af of ik delen uit de tekst en melodie van traditionals kon nemen om daarop te kleven. Zo zijn deze versies ontstaan. De teksten zijn traditioneel, maar de muziek is dus van ons.

Jullie gaan uitgebreid touren met de plaat en kozen daarvoor vooral culturele centra. Waarom?

Delcroix: Eigenlijk lagen die dus al twee jaar vast. We hadden alleen geen plaat. Vandaar de druk. Het is wel leuk dat je die zekerheid van die optredens hebt, maar je moet er ook wel iets brengen. Ik ben wel blij dat er ook een aantal clubs bij zijn als De Roma, De AB (dubbel met Layla McCalla) en De Casino, want op deze muziek moet je eigenlijk een pint vasthebben en kunnen meedansen. De vorige platen waren wat rustiger en bevatten meer luistermuziek, maar met deze willen we wel een hele show voluit gaan.

Eriksson: (relativerend) We zullen wel zien. We hebben dat nog al gedaan.

Zitten er nog nummers van de vorige platen in de set?

Eriksson: (nadenkend) Niet veel…

Delcroix: Geen enkel, hoor!

Eriksson: Nee, nu je het zegt.

Delcroix: Maar wel veel toffe dingen zoals nog een cajun traditional die Karl zal brengen.

Eriksson: Het wordt sowieso elke keer een feest. Dat willen we ook echt zelf. Als je vaak van sfeer wisselt, dan vereist dat toch elke keer een knop die je moet omdraaien. Dit keer willen we gewoon spelplezier centraal zetten zonder teveel te moeten nadenken.

Delcroix: Normaal speelt Bjorn op akoestische gitaar en speelt hij redelijk ingewikkelde patronen. Nu speelt hij op elektrische gitaar en dat is veel simpeler. Zo kan hij zich ook beter amuseren.

Eriksson: Eigenlijk wou ik geen gitaar spelen. Ik was sommige akkoorden echt beu. Uiteindelijk heb ik mijn elektrische gitaar in open stemming gezet en een bottleneck genomen: gewoon wat schuiven dus en gaan zoals in de clip van de nieuwste single:

Jullie zijn ook al bevestigd voor één festival: Once In A Blue Moon. Komen er nog?

Delcroix: We spelen ook op de Fonnefeesten op 3 augustus en op een festival in Deventer. In Nederland leeft Cajun duidelijk meer dan in Vlaanderen.

Eriksson: Die mannen hebben dat wel goed gedaan. Die maakten een affiche voor elke band om te delen op sociale media en telkens staat jouw band als headliner. Op de affiche, die wij hebben gedeeld, zie je dan in kleine letters bands staan als Eels en Courtney Barnett! (lacht)

(Her-)lees hier onze recensie van ‘The Riverside Hotel’.

(Check alle concertdata hier)

2 maart 2019
Marc Alenus