Pauwel - Ik heb alvast één jeugdidool overtuigd

Ik heb alvast één jeugdidool overtuigd

Moet je als artiest ongelukkig zijn om goede muziek te maken? In het geval van Pauwel De Meyer lijkt het wel een beetje zo. Net toen hij er de brui aan wou geven, begon het voor hem toch te lukken. En sinds hij bij Unday tekende, lijkt de balans naar zijn kant over te hellen. Eindelijk!

Het is zes jaar geleden dat we elkaar nog eens spraken. Dat was toen voor je zogenaamde soloplaat ‘Having Fun’. Wat is er veranderd sinds die tijd?

Pauwel: Goh, na ‘Having Fun’ leek de interesse in Pauwel de Meyer volledig weg, van label over bookers tot zalen. Plots was er niets meer. Ik had het er toen ook zelf mee gehad. Ik stak er zoveel in en kreeg niets terug. Ik dacht toen echt aan stoppen en me op mijn gewone job storten, een puppy in huis nemen,... Alleen, vijf maanden later verloor ik die job. 

En toen kwam plots het besef dat ik de muziek miste. Ik voelde mij een werkloze verkoper, terwijl ik me muzikant wilde voelen. Toen vatte ik het plan op om volledig opnieuw te beginnen met een nieuwe band en nieuwe muziek. Maar eerst brachten we toen nog Waves uit en plots ontplofte de boel een beetje. Het was nochtans een nummer dat al een jaar in de lade was blijven.

Achteraf bekeken was dat een zegen, want eerlijk gezegd wou ik eigenlijk niet veranderen van stijl. Ik wou blijven doen wat ik altijd al deed, maar dan wel met de nodige respons. Als je tien jaar lang energie in iets stopt en er komt geen return, dan hou je dat niet vol. Dan geef je het op. 

Toch kreeg je voor ‘Having Fun’ al veel lof toegezwaaid van Focus Knack en De Standaard. Ze lijken dat zelf nu vergeten te zijn. Is dat het probleem? Dat iedereen telkens vergeet hoe goed je wel bent?

Ik moet wel toegeven dat het pas sinds een jaar of twee is dat ik persoonlijk zelf tevreden ben met mijn niveau, dat ik er klaar voor ben. Ik ben nooit echt fan geweest van mezelf, maar deze plaat kan ik zelf op repeat zetten. Dat is nieuw voor mij. 

Ik was altijd een onzeker muzikant, maar nu sta ik pas sterk genoeg in mijn schoenen om mijn muziek echt over te brengen naar anderen. Ik ben ondertussen de dertig gepasseerd en weet nu meer wat ik aan het doen ben. Dat is het grootste verschil, denk ik. Ik zet nu alles op de muziek en de energie, die ik erin stop, komt nu ook terug. Dat is een erg fijn gevoel na zoveel jaren ploeteren. Eigenlijk begon het met de vorige ep, maar dan kwam corona ertussen en stond ik noodgedwongen weer stil. Mijn eerste tour met headlineshows viel volledig in het water. Maar nu is het genieten. 

Dear’ en de ep van twee jaar geleden zijn, in tegenstelling tot die soloplaat, het resultaat van een moeilijke periode in je leven.

Op persoonlijk vlak is er heel wat gebeurd en ik weet niet wat voor plaat ik zou gemaakt hebben zonder al die ervaringen. Misschien was er dan niet eens een plaat geweest en was ik nu nog aan het schrijven, zonder de dood van mijn mama en de daaropvolgende rouwperiode. Ik voel nu ook dat het weer moeilijker is om nieuwe nummers te maken. De intensiteit van het album is zo groot dat het moeilijk is om dat te evenaren. Waarover moet ik nu schrijven? Alles is uitgeperst. Ik moet opnieuw gevuld worden. 

Het moment, dat ik de nummers voor het album schreef, was ik me er zelf niet zo van bewust, maar toen ze af was, moest ik er zelf van bekomen. De voldoening was wel groot. Ik besef nu dat het maken van de plaat de perfecte verwerking was. Het is niet dat ik die periode afsluit, maar het verdriet heeft nu wel een mooie plaats gekregen. Ik ben daar eigenlijk wel trots op. Voor mij is het eenvoudigweg de beste manier om ermee om te gaan. Ik moet muziek maken. Iets anders maakt van mij geen blije mens.

Toch leek je middenin dat verwerkingsproces ook nog vreugde te vinden, want in opener Murderer zing je: “I started living by surprise.”

Natuurlijk. En het is misschien raar voor iemand die dat nog niet heeft meegemaakt, maar toen mijn mama overleed, was er ook opluchting. Ze ging door een lange lijdensweg van zes jaar en die was plots eindelijk voorbij. Dat zorgde ook een beetje voor een verademing. Op den duur was er ook bijna niets anders meer dan dat lijden en altijd was er die vraag en die vrees: “Wanneer gaat ze overlijden?” Ze lag daar maar en wij waren er altijd bij. Dat legde een zware hypotheek op ons leven ook. Dat was lastiger om dragen dan het einde zelf. 

De zin verwijst ook naar het einde van de lockdown. Voor mij duurde die langer dan voor de meeste andere mensen, want nog voor corona zat ik al in een soort van isolement. Ik kwam al een jaar niet buiten voor de lockdown van kracht was en toen ik eindelijk terug de draad wou oppikken, mocht het niet. Dat was zwaar om dragen. Zelfs nu nog heb ik het gevoel dat het nog niet is als voorheen. Ik ga pas vanavond voor het eerst nog eens op café. Dat is jaren geleden en het zal wellicht nog raar aanvoelen ook. 

Hoe belangrijk zijn Koen De Gendt, Sander Smeets en David Broeders voor je?

Dat is zowat mijn familie. Zij waren erg betrokken bij mijn verwerkingsproces. Ze waren aanwezig bij twee van de drie opnamesessies. Met Koen had ik al een lange, diepe band en die is alleen maar sterker geworden. En ook de anderen boden niet alleen muzikale, maar ook persoonlijke, emotionele steun. 

Koen kan mij altijd ook nog een beetje verder pushen en motiveren. Hij is niet snel tevreden en dat is goed, ook al kan hij daarin nogal koppig doorgaan. Hij is mijn muzikale broer. Sander (gitaar, toetsen, pedalsteel)  en David ook (drums, banjo), maar die zijn er recenter bij gekomen. Wij komen erg goed overeen. We maken nooit ruzie en iedereen doet wat ik verwacht dat hij doet. Noem het gerust magie. 

Dat hoor je ook aan de plaat.

Het maakt zelfs dat ik sommige nummers als Sister en Deer niet live speel, als ik solo optreedt. Het bandgevoel in die nummers is te belangrijk. Andere nummers van de plaat zijn meer intiem en kunnen perfect alleen gespeeld worden, maar als de band de vibe draagt, moeten ze erbij zijn. 

We horen ook hier en daar de stem van Catherine Smet van BLUAI. Hoe kwam je bij haar terecht?

Zij was erbij tijdens de eerste sessie. Vlak voor de opnames had ik haar leren kennen via een filmpje op Instagram waarop ze I’m A Dreamer van Josephine Foster aan het spelen was, één van mijn favoriete nummers. Ik was meteen getriggerd want het klonk ongemeen goed en toen hebben we gechat en nodigde ik haar uit in de studio, nog voor we elkaar ooit in real life hadden gezien. Dat was meteen een toffe klik, zowel vriendschappelijk als muzikaal. Ze is natuurlijk druk bezig met haar eigen project, maar als ze kan, zal ze meegaan op shows. Op de releaseshow op 26 april is ze zeker van de partij. 

Centraal op de plaat staan twee songs: Brother en Sister. Heb je echt een broer en een zus? En gaan die nummers over hen?

Ik heb twee zussen en een broer, maar die nummers gaan niet over hen. Brother gaat misschien nog deels over mijn broer, maar meer over goede vrienden die ongeveer hetzelfde meemaakten als ik rond dezelfde tijd en hoe erg het ook was, ik kon er op dat moment niet echt zijn voor hem. Hij nam dat zo mooi op dat het mij erg ontroerde.

Je zingt het ook: “I love you but I need to save myself.”

Inderdaad. En Sister gaat over een andere “broer”, maar de titel Brother was al bezet. Dus dacht ik: laat ik de familiale lijn doortrekken. Ik heb al een nummer over mijn moeder (afsluiter Mother, nvdr) en eentje dat Brother heet. Ik doe er nog een Sister bij (lacht).

Voor de opnames ging je een paar keer naar de Ardennen. Heb je die isolatie nodig?

Isolatie zeker niet - we waren op een bepaald moment met negen in de studio - maar wel het afgesloten zijn van de buitenwereld. Ik probeerde ook zo weinig mogelijk contact te hebben met de rest van de wereld: gsm stil, sociale media loslaten, de focus puur op de muziek. Als je thuis bent, wachten er ook wel altijd taken als de honden uitlaten en zo. Dat wil je niet als je aan je muziek werkt. 

Het is wel de eerste keer dat ik zo werkte. Normaal werk ik een nummer af en dat neem ik dan op. Twee maand later is er dan weer eentje klaar, enzovoort. En als je geluk hebt, is er na verloop van tijd een plaat. Nu was het ineens alles. Twee weken voor de opnames had ik nog maar vier nummers klaar. Dus er was ook wel veel druk, maar ik wist dat er van alles in me zat en dat het eruit moest. Het waren twee heftige weken, maar het resultaat is er wel. 

Ik was helemaal leeg, maar wel vervuld van voldoening. Het lijkt alsof ik een grote stap heb gezet, een overwinning heb geboekt. We hebben ook de opnametijd zo goed mogelijk gebruikt. Thuis kan ik een zanglijn wel vijfhonderd keer opnieuw doen, als ik wil, maar nu hebben we zoveel mogelijk geprobeerd om het in één take te doen. De helft van de keren is dat ook gelukt. Dat vond ik wel straf. Daar ben ik ook blij mee. 

Tijdens de zomer van 2021 barstte tijdens de opnames het noodweer los. Heb je daar zelf wat van meegemaakt en hoe was dat?

We zaten op zo’n acht kilometer van Luik. We merkten ook wel: dat regent hier heel de tijd, maar wij zaten vrij hoog. ‘s Avonds zet je dan de televisie aan en dan ontdek je wat er zich zo kortbij allemaal heeft afgespeeld. Je bent dan zelf al moe van het gefocust werken en dat kwam dan toch wel erg hard binnen. Het heeft wel een stempel gedrukt op de sfeer van de plaat. Mochten we elke dag afgesloten hebben met een barbecue en pintjes, zou het een andere plaat zijn geworden en naar mijn mening ook een mindere, meer naïeve plaat. 

Toch heb ik niet de indruk dat ik naar een erg zwaarmoedig album heb geluisterd.

Dat klopt ook wel. We hebben er door de volgorde van de nummers ook wel dynamiek en variatie in proberen brengen. Ik zou niet willen dat de mensen, die mijn plaat horen, zich slecht gaan voelen. Er moet altijd plaats zijn voor hoop en troost. Er moet een mooie balans zijn. De Standaard heeft dat ook opgemerkt en mooi verwoord.

Je hebt ondertussen ook al live kunnen spelen met de plaat, onder andere als bij verrassing in het voorprogramma van M. Ward in de Botanique. Hoe was dat?

Ik wist niet eens dat hij in het land zou zijn. Die tour was ook al een paar keer uitgesteld. En twee dagen vooraf krijg ik plots telefoon met de vraag of ik zijn support wou spelen. Blijkbaar was hij zelf niet tevreden met het voorgestelde voorprogramma. Iemand stelde dan voor dat ik het zou doen en daarmee was hij wel akkoord. Ik weet niet wat of hoeveel hij van mijn set heeft gehoord, maar het idee dat ik door één van mijn idolen goed genoeg bevonden werd, betekent wel wat. Ik luister naar hem sinds mijn zestiende. Ik heb hem nadien kort kunnen ontmoeten ook en hij zei: “You did a great job.”

Die show in de Botanique was dus een verrassing. Mogen we er nog zulke verwachten?

We spelen alleszins nog veel live en ook het najaar wordt druk. Ik mag er nog niets over vertellen, maar het ziet er heel goed uit en ik ga weer wat dingen kunnen afvinken van mijn bucketlist. Tenminste, als corona weer geen roet in het eten gooit, zoals mijn pa denkt. Ik hou er de moed in. Zelfs al komt er een nieuwe besmettingsgolf, hoeft dat voor ons niet negatief te zijn. Dat hebben we de voorbije zomer ook gemerkt. Onze muziek verdraagt een klein, zittend publiek en we hebben op locaties gespeeld waar we anders nooit zouden hebben gespeeld, zoals op het dak van het Duinenhuis in Diksmuide. Dat was machtig. Misschien komt er ook nog iets uit de bus voor de zomer. Er zijn alleszins een paar festivals in een bos waar ik graag zou spelen. 

Je bent zonder het te weten ook met ons mee geweest op rondreis door Frankrijk. We hebben onderweg vaak geluisterd.

Oh ja? En heb je favoriete nummers?

Voor mij springen Dear en Bones er bovenuit.

Ik hoor ze allemaal graag natuurlijk, maar Bones is wel het nummer waar ik zelf het meest trots op ben. Ook Radio Willy is helemaal mee en we worden ook regelmatig gespeeld op Duyster. Dat is de max. Ik zie de toekomst rooskleurig tegemoet. 

Volg Pauwel hier of hier en blijf op de hoogte van al zijn plannen.

23 april 2022
Marc Alenus