Cesar Quinn - Opal
Etiket Records
Et!ket Records is geen groot label, maar met Cesar Quinn hebben ze alvast een diamantje in handen.
Vier singles lang telden we af naar de release van ‘Opal’ en de eerste daarvan, Ruby, verscheen al in september 2019, een tweede, Turquoise volgde pas in maart van 2020, een derde, Citrine kwam een jaar na de eerste en nog eens een half jaar later volgde dan Amber. We dachten dus wel al een goed beeld te hebben van het album, maar al bij de eerste beluistering bleek dat we nog maar een fractie hadden ontgonnen van wat daar te vinden was.
Dat de opvallende frontman, Frederik Daelemans, een eigenzinnig artiest was, hadden we wel al door, maar wat hij en zijn drie kompanen presteren, is bijna buitenaards. En dat op een leeftijd dat wij nog bezig waren met het uitvogelen waar we tijdens dit ponykamp naartoe wilden! Tenminste, zo leek het leven toen nog. Daelemans zelf moet nog altijd twintig worden en zijn mede KASK-studenten Neil Claes (19) – ook lid van labelgenoten The Pink Lemons–, Iskander Moens (20) – ook actief bij HYPER!– en Thibault Goudket (22) zijn ook niet meteen veteranen in het vak.
Toch weten zij al meteen een sound neer te leggen die, zeker in België, de gelijke niet kent. Denk aan een kruising van Tortoise, Radiohead (zonder de klaagzang van Yorke) en King Krule met een flinke scheut jazz erdoor en afgetopt met een blaadje moderne klassieke muziek en je komt enigszins in de buurt. Elk nummer heeft immers een eigen kleur (volgens de edelsteen waarnaar het genoemd is) en dat maakt de sound van deze band zo ongrijpbaar.
Is dit dan een onsamenhangend geheel? Helemaal niet! Door de spaarzame instrumentatie van gitaar, bas, drums en cello en de bezwerende zang van de frontman draagt elke song een duidelijke Cesar Quinn-stempel. Of het nu gaat over een warme, troostende track als Turquoise of één waarvan je ongemakkelijk op je stoel gaat schuiven als Emerald, altijd gaat het om een facet van het wonderlijke, meestal donkere universum van deze jonge band.
Een song zoals centerpiece Sphalerite weerkaatst zo goed als geen licht. Of het moet aan het eind zijn, als de metalige gitaar de song uitgeleide doet. Het mineraal dankt de naam dan ook aan het Grieks voor “verraderlijk” en dat was ook een goede titel voor de plaat geweest. Een song als Ruby klinkt, ondanks de lichte hang naar experiment, nog toegankelijk, net als eerder genoemd Turquoise en het bezwerende Citrine, maar het is in de niet-singles dat de puzzelstukjes op de plaats vallen en die hebben verrassende vormen.
Onyx start bijvoorbeeld warm met troostende Rhodes-klanken en subtiel drumwerk, gaat dan over in een bijna klassiek stuk met de cello van Daelemans in de hoofdrol. Plots neemt de song dan even een groovy en dwars pad om vervolgens weer terug te keren naar de cello. Lazuli klinkt dan weer bijna als iets uit een soundtrack van een oosterse film en outro Dravite is een instrumentaal jazzy meesterwerkje.
‘Opal’ heeft net als de gelijknamige mineraloïde dus vele verschijningsvormen en geen vaste kristalstructuur, maar het is wel een magistraal debuut van een jonge garde voor wie België wel eens veel te klein zou kunnen blijken.