Nuits18: METZ-Idles - Drie porties pokkeherrie
Botanique, 1 januari 2017
De gitaarrock, dood? Niet voor wie er vrijdag bij was in de Botanique, waar een tot de nok gevulde Orangerie met volle teugen van drie porties pokkenherrie genoot.
En omdat het nu eenmaal #Nuits18 zijn, staan er ook drie bands op de affiche. Drie bands die elk op hun eigen manier recht op het kruis mikken. Fontaines D.C. komt uit Ierland, heeft vijf man in de rangen en werd getekend door Rough Trade, nog steeds een soort van kwaliteitslabel, en dan hebben we het niet enkel over de platenmaatschappij.
Naast de muzikanten, die duidelijk al enige ervaring hadden opgedaan, was het vooral de slungelige zanger Grian Chatten, die opviel. Niet alleen vanwege zijn ogenschijnlijk jonge leeftijd, maar ook door zijn performance, waarbij hij zijn teksten Mark E. Smith-gewijs lukraak de ruimte in spuwde, als hij niet handenwringend of nagelbijtend ijsbeerde over het podium. Het was een energieke show, maar wel eentje waarvan de songs onderling inwisselbaar leken zodat wij ons soms afvroegen of dit nu het volgende dan wel het vorige nummer was. Ruimte voor evolutie!
Helemaal anders werd het bij Idles. Waar het publiek bij de eerste band nog afwachtend was, gooiden de toeschouwers zich hier met passie in de moshpit die al bij de eerste song gegraven werd en gestaag uitbreidde. Het leek wel of de hele zaal songs als Mother en Exeter woord voor woord kende. De voorzetten van de statige frontman Joe Talbot werden met ongebreideld enthousiasme beantwoord, hetgeen dan weer voor maffe stunts van gitaristen Mark Bowen en Lee Kiernan zorgde. Zij stortten zich graag in de menigte om daar al dan niet boven de hoofden een rondje te maken.
Bowen zorgde trouwens nog voor meer animo toen hij tussen de songs van zijn band door met plezier liedjes als All I Want For Christmas Is You en Wonderwall verkrachtte. Het bleek zowat de rode draad door dit optreden, dat uiteindelijk uitliep in een uitputtingsslag tussen band en toeschouwers. De optredens op Leffingeleuren en Dour vorig jaar waren duidelijk maar plaagstootjes; de uppercut hadden ze bewaard voor de Botanique.
Voor evergreens was bij Metz geen plaats, en ook maffe stunts waren niet aan de orde. Wat we wel zagen was een geoliede noise-machine. Van opener The Swimmer tot afsluiter Acetate ging de decibelmeter enkel omlaag bij de uitgerekte intro van een stampend Kicking A Can Of Worms. Pikzwarte muziek, met amper opklaringen (de oh oh’s van Headache!).
Dankzij een bassist die nijdiger klinkt dan doorgaans als schappelijk wordt beschouwd voor gitaristen, kon frontman Alex Edkins zich live enkele experimenten permitteren. Zijn gitaarloops en melodischere partijen vormden spannende toevoegingen aan een sound die al drie albums min of meer op dezelfde sterktes blijft steunen: bijtende riffs, repetitie met ritmisch vernuftige breaks, sloganeske refreinen, snelheid, volume. Op plaat vereist dit soort muziek een bepaalde stemming, live was het jezelf overgeven of verzuipen. We kozen met plezier voor de tweede optie.
Patrick Van Gestel - Kasper Cornelus