Tiny Legs Tim - Ik heb veel over mijn einde nagedacht
Eén gitaar, één mondharmonica, één stem en een pak goeie songs: dat is ‘Melodium Rag’ van Tiny Legs Tim in een notendop. Hij klinkt heel erg Amerikaans, maar is eigenlijk zo Vlaams als wat en heet eigenlijk gewoon Tim De Graeve. En voor één keer trekken wij niet richting geïnterviewde, maar komt de geïnterviewde gewoon naar ons toe. Luxe!
Je bent met de trein naar dit interview gekomen. Dat lijkt me typerend voor iemand die rootsmuziek maakt, in de file staan in een BMW past gewoon niet in dat beeld. En ik denk dat wie nummers schrijft als Hardcore Blues (“Ain’t got a job/Ain’t got a wife / I can do whatever I like / but if you wanna stand in my shoes / you gotta live with the hardcore blues”) en Little Bit Of Lovin’ schrijft (“I got a little bit of money / spent it all on you”) die kickt niet op luxe, denken wij dan.
Tim De Graeve: Ik heb een verzameling gitaren, dat is een luxe die ik me veroorloof, maar dat heeft dan eerder met mijn werk te maken. Verder ben ik geen luxebeestje. Ik heb wel een auto, om naar mijn optredens te rijden. Ik moet me bijvoorbeeld forceren om kleren te kopen; ik doe dat niet graag. Een grote flatscreen? Zegt me niks. Wat mijn computer betreft, ik heb graag dat dat werkt, dus dan geef ik daar liever iets meer aan uit. Ik geef geld uit in functie van mijn passie, de muziek.
In de muziek heb je het liefst ook zo eenvoudig mogelijk; toch alleszins op deze plaat. Alles op ‘Melodium Rag’ heb je samen met Steven Troch in de studio opgenomen. Geen over en weer gemail, geen gepruts, geen overdubs.
Inderdaad, zo wordt mijn plaat toch weer een momentopname. Veel korter dan dit kunnen we de keten niet meer maken. We hebben één microfoon gebruikt. In deze tijden is dat een uitdaging omdat je bewust alle technologie die voorhanden is, los laat. We hebben welgeteld twee dagen in de studio opgenomen.
Hoe raak je als Belg eigenlijk bezeten door de blues, die toch heel Amerikaans van oorsprong is.
Ik denk dat ik daar mijn vader voor moet bedanken. In de tweede helft van de jaren zestig – de kunstzinnige periode - zat hij aan de universiteit van Gent en hij was in die periode heel erg geïnteresseerd in alles wat met kunst en cultuur te maken had. Hij heeft in die periode ook een verzameling muziek en boeken aangelegd. Heel veel jazz, klassieke muziek, maar ook Dylan en een stuk of zes bluesplaten; echte akoestische blues. Blind Lemon Jefferson zat er tussen, bijvoorbeeld. Ik heb die platen als kind gehoord en dat trok me aan. Ik wist nog niets van die geschiedenis, ik kon zelfs geen Engels. En toch bleef ik, ook wanneer ik zelf platen kon opleggen, die bluesplaten eruit halen.
Was je je er toen al van bewust dat dat eigenlijk uitzonderlijk was? Toen wij in de lagere school zaten, werd er naar Vengaboys, Britney Spears en Steps geluisterd. Jij bent van 1978. Toen was het waarschijnlijk Duran Duran en Wham, die de rondte deden.
Toen besefte ik dat niet; in het middelbaar wel. Ik heb ook naar hedendaagse muziek geluisterd toen ik zestien was; De Afrekening en zo. Maar met die blues stond ik wel alleen. Ik ben ook al vroeg begonnen met eigen nummertjes schrijven. Dat was gewoon wat eruit kwam, als ik luisterde naar mezelf. En uiteindelijk heb ik dan een eerste bluesband opgericht toen ik zeventien was. Ik moest naar de iets-alternatiever-dan-gemiddeld-gasten op school uitwijken (lacht), maar ik heb me altijd nogal comfortabel gevoeld in die positie. Ik was ook nogal ecologisch en milieubewust ingesteld, engageerde me voor Vredeseilanden en de Wereldwinkel en zo. Wij schreeuwden toen al over de klimaatopwarming, alleen wilde er toen niemand luisteren. De doembeelden hingen er al in mijn jeugd. Nu zitten we er middenin.
Je hebt het moeilijk gehad als jonge kerel.
Het was als kind al duidelijk dat er iets mis was, maar de link met de lever is pas gelegd toen ik achttien was. Dan heb ik een operatie ondergaan, maar toen ik twintig was, bleek dat er iets moest gebeuren. Er volgde nog heel wat chirurgie in die periode; mijn leven heeft een paar keer aan een zijden draadje gehangen. Dat zijn verloren jaren geweest. Tussen je drieëntwintig en je negenentwintig, het zijn bepalende jaren. Je ziet iedereen grote beslissingen nemen, een leven opbouwen. En ik moest gewoon mijn best doen om überhaupt te overleven.
Nu gaat alles min of meer goed. Ik neem nog medicatie. Ik heb moeten leren leven met mijn lichaam. Ik ben bijvoorbeeld een stuk van mijn maag kwijt. Ik moet erop letten dat ik op tijd rust neem. Maar het is ook die periode die me heeft doen beseffen dat, als ik erdoor kwam, ik écht verder wilde met de muziek.
Is het als bluesmuzikant goed de zwarte kant van het leven al gezien te hebben?
Het is een gevaarlijke stelling om te zeggen dat je je dosis miserie gehad moet hebben om de blues te spelen. Dat weet ik niet. Je moet vooral gepassioneerd zijn en heel veel naar die muziek luisteren zodat je die gaat begrijpen. Jezelf in een bluesbad onderdompelen, voortdurend. Ik ben net terug van twee weken New Orleans; voor de allereerste keer: in bepaalde wijken van die stad is die muziek nog steeds een wezenlijk onderdeel van het dagelijks leven. Dat zindert daar tussen de mensen en zit daar in alles. Dat moet je je eigen kunnen maken als bluesmuzikant.
Je hebt de dood al in de ogen gekeken en toch zijn je teksten heel positief. Religions Serve The Devil Well bijvoorbeeld, is de titel van de openingstrack. We verwachtten een vlammende protestsong tegen religie, maar dat is het helemaal niet. Je zegt eigenlijk gewoon: ik verwacht niets meer na dit leven dus ik probeer mijn hemel hier te maken.
Religions Serve The Devil Well is heel persoonlijk. Vaak zie of hoor je verhalen over mensen die religieus worden in perioden van totale ontreddering, als houvast. Of die religieus worden als ze één of andere ramp of ongeval overleven. Ik heb die fase gehad en zo werkte het niet. Ik heb veel over mijn einde nagedacht, maar ik ben er altijd vanuit gegaan dat de kracht in mezelf zit. Ik zeg niet dat je met wilskracht alles kan oplossen, maar ik denk wél dat het kan helpen in een genezingsproces of in het overleven van een tegenslag.
Dat is heel het verhaal van Tiny Legs Tim: ik heb mijn leven zo ingericht dat ik uit een negatieve periode iets positiefs heb kunnen halen. Ik heb besloten om volledig voor de muziek te gaan. Dat is het leven dat ik wil leiden. Vroeger droomde ik van wat ik nu doe, maar durfde ik de stap niet te zetten.
Ik heb dit uit Second Round geplukt: “It’s been an uphill struggle / swimming against the tide / Now I crossed the River / to a brand new life.” Is dat het overheersende gevoel?
Dat is inderdaad een verwijzing naar die periode en naar wat ik net zei. Ik heb ook heel lang het gevoel gehad dat ik tijd moest inhalen. De zes, zeven jaar na de ergste periode zeker. Dat nummer gaat dus ook specifiek over ambitie, maar ook dat is verbonden met mijn ziekte. De meeste mensen zijn bang van ambitie, durven er niet openlijk voor uit te komen dat ze ambitieus zijn of zijn zich er niet van bewust. En toch, alles wat ik doe, zou ik niet doen als ik geen ambitie zou hebben. Ik ben muzikant; ik kruip op een podium en ik ga ervan uit dat er mensen zijn die willen horen wat ik doe. Met elke nieuwe release wil je dat publiek toch een beetje zien groeien. Ik probeer te benutten wat er is en wat er kan.
Tegelijkertijd is het heel lastig: ik doe waar ik van droom en toch heb ik geen rust. Ik zou ervan moeten kunnen genieten en dat lukt me niet. Ik wil altijd maar vooruit terwijl ik gewoon eens achterom zou willen kijken en zeggen: “Goed gedaan, joh!”, en dan gewoon tevreden zijn. Op vakantie gaan is ook iets waar ik het moeilijk mee heb. Het mooie is: ik werk nooit en tegelijkertijd werk ik altijd.
Love Is Worth A Fight was ook één van de nummers die opvielen. Gaat dat over onvoorwaardelijke moederliefde?
Je hebt helemaal gelijk. Mijn moeder heeft mij twee keer het leven gegeven. Ik heb twee levertransplantaties gehad; de eerste kwam van mijn moeder. Drie vierde van haar lever hebben ze bij mij ingeplant, haar lever is dan geregenereerd naar het normale volume. Aanvankelijk ging dat goed, maar daarna zijn er zoveel complicaties en infecties geweest, dat die lever uiteindelijk weer kapot was. Maar wat het om draaide: de eerste transplantatie was dringend. Toen is er gezocht binnen de familie: wie is er geschikt voor transplantatie. Mijn zus, mijn moeder en een tante hadden zich aangeboden en waren geschikt. En op dat moment aarzelt een moeder niet.
Ik had daar nog nooit over geschreven, maar dat nummer gaat daarover. Het is mijn bedankje aan mijn moeder. Het staat er niet letterlijk in; het is af te leiden als je goed luistert en dat is goed. Maar het is ook goed dat andere mensen er andere dingen in terugvinden, voor henzelf.
Nog een laatste vraag: je vorige plaat was je eerste plaat met band en deze – vierde – plaat is weer zonder band. Waarom?
De band is zeker niet afgeschreven. We gaan blijven optreden met de band en ik ben ook al volop aan een nieuwe plaat aan het werken. Daar zie ik veel mogelijkheden voor de band. Het idee voor deze plaat is ontstaan nadat ik live-opnames heb ontvangen van een bijna akoestisch optreden met Steven Troch in Luik. Die waren tof, dat was goed. Eerst dacht ik daarmee iets te doen, maar die opnames waren net niet goed genoeg. Dus maakten we een plaatje tussendoor. Maar tussendoor werd hoofdzaak en het is een volwaardig album geworden.
Dit interview verscheen ook bij Newsmonkey.be.