Ozark Henry - August Parker

Home Henry

August Parker

Eerlijk? We zetten ze graag op, die laatste plaat van Ozark Henry. Meer nog: goed twee maand na de release spelen we ze nog altijd, en – vooral – veel vaker dan we aanvankelijk hadden verwacht.

Moet iemand met de bekendheid van Piet Goddaer – aka Ozark Henry - nog extra aandacht krijgen bij een nieuwe plaat? Misschien niet, maar toch… ‘August Parker’ is te goed om het er niet over te hebben. Bovendien mag er gerust meer zorg gedragen worden voor onze muzikale monumenten. Zijn we vaak niet een beetje te streng voor artiesten die we ooit koesterden, maar ook snel weer afserveren, wanneer ze plots te veel succes krijgen naar onze zin?

Ten tijde van debuut ‘I’m Seeking Something That Has Already Found Me’ (’96) was Ozark Henry nog de geheimtip van de muzikale fijnproever (en van David Bowie), met ‘This Last Warm Solitude’ (’98) werd hij de lieveling van de indiefan. 2001 was een jaar van contrasten. Eerst liet nevenproject Sunzoo Manley horen dat het allemaal nog moeilijker kon, maar later op het jaar verscheen doorbraakplaat ‘Birthmarks’, waarmee Goddaer bewees dat hij ook muziek kon maken voor het grote(re) publiek, zonder in te boeten aan eigenheid.

‘Birthmarks’ is tot op heden een blijver, maar het beste moest – volgens ondergetekende toch – dan nog komen: ‘The Sailor Not The Sea’ uit 2004, waar ook legendes (en helden) Jah Wobble en Jaki Liebezeit op te horen waren. Voor heel wat volgers van het eerste uur betekende dit hoogtepunt meteen ook het eindpunt, want alles wat hierna volgde – ‘The Soft Machine’ (’06), ‘Hvelreki’ (’10), ‘Stay Gold’ (’13) en ‘Us’ (’17), om het bij de studioalbums te houden – werd plots door velen te plat en te commercieel bevonden.  

Eerlijk? Zelf hebben we die latere platen nog wel in huis gehaald, maar we zetten ze beduidend minder vaak op dan ‘This Last Warm Solitude’ (waarmee we hem leerden kennen), ‘Birthmarks’ en (zeker) ‘The Sailor Not The Sea’. Niet dat we ze slecht vonden (integendeel, er stonden genoeg goeie songs die het tot onze afspeellijstjes schopten), maar omdat ze – om even een gruwelijke gemeenplaats te gebruiken – “niet zo ons ding” waren. Maar daarom man en muziek plots afkraken? Nee, dat kregen we niet over ons hart.

In oktober verscheen eindelijk, na een hiatus van zo’n acht jaar, ‘August Parker’, de tiende Ozark Henry-plaat. Nog steeds “kabbelende designpop”, lazen we ergens, maar daar zijn we het dus volstrekt niet mee eens. Het is een erg mooi album, en als u het ons vraagt, zelfs zijn beste sinds ‘The Sailor Not The Sea’. Niet dat hij op deze nieuwe teruggrijpt naar het geluid van weleer, verre van zelfs, maar door de grote tijdsspanne tussen ‘Us’ en ‘August Parker’ voelt het wel als een hernieuwde kennismaking.

Deze songs hebben ook “iets fris” dat de voorgangers niet hadden. Het is bovendien een opvallend intieme en vooral een erg “nabije” plaat, die je het gevoel geeft dat je je in dezelfde ruimte bevindt als Goddaer zelf. Of dat heeft te maken met die “immersive sound”, het veelbesproken format waardoor je als luisteraar muziek als het ware ervaart in 3D, weten we niet. We vermoeden dat het er wel iets mee te maken heeft, maar zijn te veel leek, als het gaat over geluids- en opnametechnieken.

Wat we wel weten, is dat ‘August Parker’ een ingetogen album is. U zal vergeefs wachten op anthems die uitnodigen tot weids armgezwaai, maar er staan ook geen uitgeklede pianoballads of zweverige, tot songs versmolten klanken en vocalen op. Het is tevens een rijk album, met veel verrassende en leuke details, en doordat alle instrumenten en componenten elkaar tijdens het opnameproces niet voor de voeten liepen, komt het geheel nooit over als volgepropt of overrompelend.

In het begin doet de muziek misschien nog ietwat steriel en kil aan, want er wordt best wel de nodige elektronica gebruikt. Dat gevoel verdwijnt echter snel, want zodra de zang erbij komt, merkt u dat er onder dat ijzige laagje een kloppend hart zit en ontpopt ‘August Parker’ zich tot een warme en menselijke plaat. Niet alleen door de knappe melodieën en de heldere, directe teksten, maar ook door het samengaan van de zoetgevooisde kelen van Emily Vernaillen en Hanne Torfs, en de karakteristieke, enigszins schorre en nasale stem waarmee Goddaer oprechtheid en echtheid weet over te brengen.

Menselijk is ook de thematiek van de plaat: kwetsbaarheid en breekbaarheid, veerkracht en het vermogen om na het vallen weer op te staan, het loslaten van de drang naar perfectie en het omarmen van je – al dan niet aangeboren – imperfecties. Dat thema komt ook terug in het artwork (van de hand van Lukas Desmet). De hoesafbeelding verwijst naar de Japanse kunstvorm-annex-filosofie Kintsugi, waarbij scherven weer in elkaar worden gezet met lijm waar goudstof aan werd toegevoegd, zodat de breuklijnen - lees: littekens - voor altijd zichtbaar zijn.

In het voorjaar en in de zomer kon u al kennismaken met de knappe singles Light, Into The Wild en Martyr (ze werden een maand voor de hele plaat ook al eens uitgebracht op een ep met het machtig mooie Pharaoh), maar eigenlijk komen ze – net als de rest van de plaat, trouwens,  – in deze tijd van het jaar nog beter tot hun recht. Het zijn ook niet de enige hoogtepunten, want ook het instrumentale August Parker, het bezwerende Learn To Love Me, het beklijvende Eight, afsluiter Dancer In The Dark… - ach, doe 1970, Christmas Eve en King Kong er dan ook maar bij - willen we voor geen geld meer missen.

U bent natuurlijk vrij daarover te denken wat u zelf wil, maar wij zijn alleszins heel erg blij dat deze ‘August Parker’ er is.

17 december 2025
Marc Goossens