Motorpsycho - The All Is One

Stickman Records

The All Is One

De camera pant opzij. Een fuzzy gitaar en een mandoline spelen een voorzichtige intro. Dan komt een gitaarmuur in beeld, onderstut door mellotron-ijzers. Tegen die muur staat Bent Saether te schreeuwen hoe we onszelf ten gronde richten. Zo klinken de eerste seconden van ’The All Is One’, het sluitstuk van Motorpsycho’s Gullvåg-trilogie. Een fascinerend, maar overgenereus album. 

De alchemist op de cover is niet bezig met een vaccin. De plaat was zo goed als af toen corona arriveerde. Als ’The All Is One’ iets op de korrel neemt, dan wel de post-truth-maatschappij waarop de Trumps en Bolsonaro’s van deze wereld handig inhaken. Ergens onderweg zijn we gestopt met praten en luisteren, blind geworden voor grijstinten en onverdraagzaam tegenover meningen die de onze niet zijn. Motorpsycho observeert en geeft advies.

Zoals in Delusion, dat als ondertitel The Reign Of Humbug meekreeg: de heerschappij van de onzin. Die groeit als een kanker. Saether reageert met een tafel en twee stoelen. “Please can we talk again / argue and fight and then accede that we disagree / and then shake hands?” Gemakkelijker gezegd dan gedaan? Laat dit dan even bezinken: “I hate what you’re saying / but I love that you’re saying it.” Alleen mildheid kan ons redden. Dat lezen wij in ’The All Is One’. 

Je kunt ’The All Is One’ ineenschuiven zoals je wilt. Met tachtig minuten is het album te lang om in één keer uit te zitten. N.O.X. is een donkere prog-suite en een conceptplaat op zich: vijf nummers in dikke lagen uitgesmeerd over twee plaatkanten. B en C om precies te zijn. Als je de dubbel-lp hebt, kun je het vinyl dus niet zomaar op zijn buik leggen voor deel twee van N.O.X. Je moet wisselen van plaat. De nummers vóór en na N.O.X. vormen elk een ep’tje of samen een album. 

Het eerste reeksje van vier songs - aangevoerd door titelsong The All Is One - snijdt dieper dan de laatste songreeks. Door Saethers stem klinkt het allemaal vertrouwd in de oren. Dit is Motorpsycho, geen twijfel mogelijk. 

De vooruitgestuurde single The Same Old Rock (One Must Imagine Sisyphus Happy) beukt in het refrein voort op het ritme van Gimme Some Lovin’ van The Spencer Davis Group. The Magpie heeft Allman Brothers-gitaren (zie ook Whip That Ghost op ‘Let Them Eat Cake’ uit 2000) en vliegt erin met vrachtwagenladingen vol energie. Daarna brengt Delusion kalmte, met concertzaal-echo en het eenzame geruis van de versterker.

Fast forward naar de laatste vier songs. We zitten ondertussen op kant D. A Little Light is het akoestische lanceerplankje voor het lange Dreams Of Fancy. Op dit punt steekt de Motorpsycho-moeheid de kop op. Je zintuigen zijn intussen wat gevoelloos voor de intensiteit van al het voorgaande. Ze absorberen nog, maar geven geen kik. En als de riff en de melodie dan naar Motorpsycho-normen wat doordeweeks klinken, stelt dat je geduld op de proef.

The Dowser duikt vervolgens Elliot Smith-territorium in en knikt tegelijkertijd vriendelijk naar vroegere Motorpsycho-tijden. Like Chrome ten slotte eindigt met wat Dreams Of Fancy niet lukte: het nummer trekt een imposante muur van stonerprog op, die wellicht langer bijbleef als hij niet zou verdwijnen in  fade-out.

Maar genoeg om de hete brij heen gedraaid. Centraal op ’The All Is One’ staat N.O.X., dat een eigen album had verdiend. Het had dit derde deel in de trilogie ervoor kunnen behoeden een echo te zijn van het eerste deel, ’The Tower’ (2017) dat ook een weekendfilm lang alle kanten op stoof. Het had net als het tweede deel, ’The Crucible’ (2019), een forse bulldozerschep uit het Psychoversum kunnen zijn in plaats van een te lange rondleiding met te veel prikkels.

Want op eigen poten is N.O.X. een versplinterend avontuur. Deel I begint met zanglijnen die uitdijen en samentrekken als psychedelisch artwork. De striemende viool van Ola Kvernberg en de blazers van Lars Horntveth (Jaga Jazzist) injecteren de sound met anabole steroïden.

Deel II introduceert een machinale groove, die door Saether wordt bestookt met tegentijden. De andere Motorpsycho-dino, gitarist Hans Magnus Ryan, overtroeft die tegentijden met een terugkerend gitaarmotief dat almaar overweldigender wordt. Het gevoel, dat de band daarmee oproept, katapulteert ons terug naar het machtige The Golden Core, waarmee de band de dubbelaar 'Timothy’s Monster' dichtritste in 1994. Het korte, mooie rustpunt van Deel III komt geen moment te vroeg. Gitaar ebt en vloeit. Een drumstok raakt de zijkant van de cimbaal bij elke tel. Kvernbergs viool trilt als opwellende tranen en huilt dan naar de maan.  

Deel IV roept een eindeloze nacht op, ergens tussen slapen en waken. De melodie uit Deel I komt hier opnieuw spoken, bijgestaan door synths, orgel en elektronica. De koortsdroom bereikt het kookpunt wanneer Tomas Järmyr zijn Tool-box opengooit en de toms en cimbalen ervan langs geeft. Kvernberg springt in en uit beeld. Het is allemaal groove en atmosfeer, een niet tegen te houden meteorietenregen. Dat alles leidt tot een herneming van Deel I, overgoten met vloeibaar metaal en vervolgens in een grillige mal geduwd. 

Laat ons het zo stellen: N.O.X. is een meeslepend album, gesandwicht tussen twee mini-albums - het ene beter dan de andere. Muziek verpakt in muziek. Echt iets voor Motorpsycho om te doen.

Dieper afdalen in de Psychoverse? Lees ons recente interview met Bent Saether. Dit is deel 1 en dit deel 2.

2 september 2020
Fabian Desmicht