Bright Eyes - Down In The Weeds Where The World Once Was
Dead Oceans
Het einde der tijden, armageddon, eschaton, ragnarok,… het einde van de menselijke geschiedenis is een populair thema in vele religies en ook Bright Eyes is het concept genegen, ook op de nieuwe plaat.
Wat wil je ook? Sinds de vorige plaat als Bright Eyes, ‘The People’s Key’ (2011) heeft Conor Oberst voor een paar vuren gestaan die hem helemaal verteerden: zijn broer stierf, zijn huwelijk liep op de klippen (je hoort zijn ex in de opener), hij werd vals beschuldigd van seksueel misbruik en hij rondde de kaap van de veertig. Dat laatste is misschien niet voor elke man een onoverkomelijke horde, maar als je constant in de ketel van je grootste emoties en meest traumatische herinneringen roert, zoals een artiest als Oberst doet (luister maar eens naar afsluiter Comet Song), kan het een knoeperd van een midlifecrisis opleveren.
Maar hij kan het dus niet laten. Ondanks een geweldig album samen met Phoebe Bridgers als Better Oblivion Community Center, ziet de man het leven nog altijd somber in. Op de nieuwe plaat wentelt hij zich als een adolescent koortsachtig doorheen angsten en twijfels, de emoties kracht bijzettend met zwierige strijkers, houtblazers en schetterend koper dat kan verwijzen naar de zevende trompet die in de Bijbel het einde van de wereld afkondigt. Op het – overigens – geweldige Persona Non Grata sleept hij zelfs doedelzakken aan!
"Down In The Weeds Where The World Once Was", klinkt, behalve op Pan And Broom en Hot Car In The Sun, pompeus, niet in het minst door de bas van Flea (Red Hot Chili Peppers) en de galmende drums van John Theodore (The Mars Volta en QOTSA), maar ook door de metaforen die Oberst gebruikt en die het taalgebruik doen opzwellen als een kogelvis. En natuurlijk is er ook die stem die altijd klaaglijk klinkt, zelfs als Oberst in Stairwell Song een ode brengt aan een geliefde.
“You like cinematic endings”, zingt hij in die song alsof hij het eigenlijk over zichzelf heeft en hij ironisch naar zijn spiegelbeeld grijnst, maar eigenlijk horen we vooral een man die probeert, maar faalt om een wereld te begrijpen en die nog niet de moeite heeft genomen om de meest beklemmende tienerangsten te overwinnen. En zijn kompanen Mike Mogis en Nate Walcott? Die doen ook al geen moeite om hem op te beuren. Integendeel, alleen op Dance & Sing lijkt het trio een schuchtere poging te doen om positief te blijven. “Got to keep on going like it ain’t the end”, zo klinkt het.
De grootste bewonderaars zullen Oberst prijzen om de visionaire krachten. Hij schreef deze plaat immers voor corona toesloeg, maar zijn teksten lijken één voor één waarheid geworden de voorbije maanden. In werkelijkheid gaat de plaat echter over de eigen kleine rampen, maar weet hij die zo meesterlijk te verwoorden dat ze op elke catastrofe, ook een pandemie, toepasbaar zijn.
Zijn criticasters zullen hem een zeurpiet vinden die zich graag wentelt in de eigen miserie. Ze hebben niet eens helemaal ongelijk, maar zij kunnen op geen enkele manier betere songs schrijven dan Forced Convalescence (over de dag dat hij veertig werd), Mariana Trench (waarin de dood van zijn broer vernoemd wordt) of Calais-Dover (een break-up song met een ouderwets grootse gitaarsolo).
En er valt nog meer te genieten. Onze persoonlijke favoriet is To Death’s Heart (In Three Parts), het op één na langste nummer van de plaat en zowat de kristalisatie van alles wat Oberst als Bright Eyes heeft gemaakt: zowel het orkestrale van ‘Cassadaga’ als het uitgepuurde van ‘Digital Ash In A Digital Urn’ zit erin en zelfs een vleugje Americana, dat herinnert aan 'I'm Wide Awake, It's Morning'.
‘Down In The Weeds Where The World Once Was’ is als een heet stoombad waarin je niet meteen de volle vijfenvijftig minuten wil zitten, maar waarin je teen voor teen binnen moet stappen en af en toe terugtrekken voor een verkoelende douche. Enkel doorgewinterde Bright Eyes-fans raden we meteen de hele hap van veertien songs aan.