Bright Eyes - The People's Key

Saddle Creek

Met zijn nieuwe plaat hoeft Conor Oberst zijn strepen niet meer te verdienen. Die heeft hij al op zijn hemd gespeld in 2005. Waarom maakt een mens dan nog een plaat? Omdat het hemd nu eenmaal gewassen moet worden en die strepen -net zoals de dukaten- telkens opnieuw verdiend moeten worden. 'The People's Key' dan maar.

The People's Key



Oberst ontpopte zich hoofdzakelijk op 'I'm Wide Awake, It's Morning' en 'Cassadaga' tot een zeer sterke songschrijver. Moeiteloos plooide hij zijn diepste zielenroerselen tussen prachtige arragementen en uitstekende indiepopsongs. Voor zover er nog sprake was van generaties, verwerd deze jongeman tot één van de voortrekkers ervan. Eentje waar het muziekminnend universum niet langer naast kon kijken.

En dat universum vormt ook de aanzet van 'The People's Key'. Het begint zoals zo vaak met een gekende voicesample waarin deze keer het universum, tijd, toekomst en verleden, ruimte en dimensies centraal staan. Oberst heeft zich nooit te verlegen gevoeld om op geëngageerde manier zijn luisteraars te bespelen en ook hier blijkt eens te meer dat muziek meer is voor het jonge geweld dan een sterke song. Opener Firewall groeit langzaam verder op de golven van een lofi drum, een tokkelende gitaar en de krachtige stem van de frontman. Een ingehouden en knap gearrangeerd experiment en de voorbode voor een verkwikkend album. Of niet?

Shell Games tapt uit een ander vaatje en klinkt plots erg poppy. Oberst lijkt tijdens het refrein bijna euforisch. We horen spattende vreugde. De rauwe melancholie lijkt zich achter het gordijn te verstoppen en daar blijft ze ook nog even. Jejune Stars is op zijn minst het label "de betere popsong" waard. Met de stembanden van Ben Bridwell zou dit nummer overigens niet uit de toon vallen op een album van Band Of Horses. Dat is niet echt een probleem, want Band Of Horses zijn we erg genegen, maar het lijkt alsof Oberst het rauwe, klagerige randje van zijn nummers heeft geschraapt. Denk gewoon even terug aan nummers als Old Soul Song (for the New World Order), We Are Nowhere And It's Now of Cleanse Song waarin het klagerige van de vocalen afstak tegen de opgewekte herdersfluitjes.

In Approximated Sunlight en Haile Selassie kan Oberst wel naar hartelust jammeren, maar beide songs zijn heel wat minder aanstekelijk. Tijdens het rustige Ladder Song opent zich wél een intieme naaktheid die we op deze plaat misten. A Machine Spiritual (In The People's Key) heeft bijvoorbeeld een aanstekelijk begin, maar verwatert gaandeweg tot er alleen nog wat vocale echo's raak proberen te schieten, maar weinig doel treffen.

Bij One For You, One For Me huiverden we even bij de gedachte aan de flapdrol die Ozark Henri de laatste maanden op ons losliet, maar dit nummer houdt wel steek, net zoals Triple Spiral en Beginner's Mind die veel meer aansluiten bij het gekende gezicht van Bright Eyes.

En zo kan Conor Oberst weer gerust slapen, al zal de geplande tournee misschien wat roet in het eten gooien op dat vlak. Met onze oorschelpen in de meest verschillende modussen bleef deze plaat altijd overeind, ook al misten we wat diepgang en puurheid en ontwaarden we ergens in het midden een weinig geïnspireerd drieluik. Laat ons hopen dat het een benevelde dwaling is en geen voorbode.

19 februari 2011
Mattias Devriendt