Aldous Harding - Designer
4AD
Aldous Harding heeft altijd al iets gehad met hoofddeksels, maar het meisje met de pet op de cover van haar debuutplaat is ondertussen een “grande dame” geworden.
Bij 4AD noemen ze ‘Designer’ haar tweede album na ‘Party’, maar aan het staartje van 2014 bracht Aldous Harding al een naamloos album uit via Lyttelton Records (recensie hier). Daarop prijkte Hanna Claynails, zoals Harding echt heet, met een petje van een drankcentrum op het hoofd. Tegenwoordig kiest ze voor exuberante hoofddeksels die op Waregem Koerse niet zouden misstaan. Het zegt ook iets over haar muziek.
Die klinkt op ‘Designer’ nog altijd even verfijnd en raadselachtig als op het debuut of als op ‘Party’ (lees ook die recensie hier), de plaat die ze drie jaar geleden maakte met producer John Parish. Ook voor 'Designer' trok ze trouwens terug naar Wales en Bristol met in haar koffer een pak songs die ze op haar schier eindeloze tournee schreef.
Ze kwamen terug tevoorschijn uit de studio met een album met amper negen songs op, maar waar dan ook geen enkele misser of vuller tussenstaat. En wat meteen opvalt vanaf de eerste gitaarslag van opener Fixture Picture: nooit klonk Harding meer zelfverzekerd. “I've never burned brighter” zo zingt ze zelf in deze track die door de viool van Clare Mactaggart naar een hemels niveau wordt getild.
De muziek is toegankelijker, zelfs gelukkiger dan voorheen, in de teksten sluipen regelmatig verwijzingen naar haar kindertijd (het eerste woord van de plaat is haar troetelnaam ‘”Hannie”) en de luxueuze arrangementen zijn luchtig en vloeiend. Dat was al te merken in single The Barrel met die lichte pianotoets en de glijdende sax, maar ook de titeltrack is een voorbeeld van hoe Harding erin slaagt om poëtische teksten (“Tears water the flowers of need”) in te pakken in perfecte arrangementen. Een marimba huppelt mee met de verzen en, als de sfeer dan plots keert in de outro, duikt daar een weemoedige houtblazer op.
In Zoo Eyes doen fluiten het effectieve werk, terwijl Treasure niets meer nodig heeft dan een piano, een akoestische gitaar en occasioneel enige achtergrondzang van Huw Evans (H. Hawkline) en/of Stephen Black (Black Bamboo). Hoogtepunt van muzikale lichtheid is The Barrel dat u wellicht al kent als single, al zitten ook daar in de tekst de nodige weerhaakjes. En stilaan daagt het ons dat de muziek de ware aard van de plaat verhult zoals de flamboyante hoeden Harding verstoppen.
De sfeer slaat helemaal om met het naakte Damn, waarin Harding haar diepste buikstem laat trillen en de pianoloop ook de linkerkant van de ivoren toetsen laat horen. De song vertelt iets over de relatie tussen “Hannie” en haar moeder, maar wat precies, blijft zoals steeds bij Harding een enigma.
Weight Of The Planets probeert met een elektronicatoets (de enige op de plaat) en een tamboerijn nog even de schijn op te houden, maar de titel doet geen moeite om de ware lading te verhullen: “I've got the weight of the planets, I'm lost”, klinkt het. En ook de twee afsluitende tracks eindigen in desolate tristesse. Heaven Is Empty kennen de fans al van de Party-tournee en lijkt te handelen over de dood als definitief einde en geeft een droeftoeter als Camus gelijk.
“I wish it was white, I wish it was white / But it needs blood for the new erection / I try to be light, stop the low talk”, zingt Harding en ze beseft dus zelf ook dat ze er niet in geslaagd is een echt vrolijke plaat te maken. Maar wat zou dat, als het niveau van haar kunst zo hoog is?