Metal Molly - Nog steeds even straf en strak
Theater Arsenaal, 27 februari 2025
Metal Molly gaf in Theater Arsenaal in Mechelen het startschot van een reünietournee die – minstens? – tot maart 2026 zal duren. Dit jaar blaast debuutplaat ‘Surgery For Zebra’ immers dertig kaarsjes uit, en die verjaardag wil ook de band, die al een kwarteeuw geen nieuw werk meer uitbracht en in 2006 voor het laatst optrad, niet zomaar laten voorbijgaan. Met een later dit jaar te verschijnen vinylversie van het album, en dus ook met een uitgebreide tournee.
Akkoord, in april vorig jaar stak de band al eens voorzichtig de tenen in het water tijdens een eenmalige try-out (weliswaar onder een andere naam), en dat beviel Pascal Deweze, Allan Muller en Gino Geudens zodanig dat ze in oktober bekendmaakten weer – voor een tijdje toch – uit te willen varen onder Metal Molly-vlag. De dertigste verjaardag van hun debuut, waar met Flipper, PVC, Superskunk en vooral Orange enkele onvervalste Belpopklassiekers op staan, vormt daartoe natuurlijk de ideale gelegenheid.
Dat die tournee van start ging in Theater Arsenaal, is geen toeval. Niet alleen is Mechelen al een hele poos de uitvalsbasis van Allan Muller, er wordt in de Dijlestad ook hard – en met resultaat - gewerkt aan een heuse clubscene met enkele leuke locaties, waar we de afgelopen jaren al heel wat geweldige optredens hebben bijgewoond van bekende, maar ook minder bekende artiesten. De lof die organisator Mind Your Head en de mensen van Theater Arsenaal aan het einde van het optreden kregen toegezwaaid, was dan ook terecht.
Vóór hij met Metal Molly zou terugreizen naar 1995, moest zanger-bassist Pascal Deweze eerst nog vol aan de bak als drummer bij voorprogramma Kipgeweer, de band waarin hij samenspeelt met zijn elfjarige zoon Neo (op zang en gitaar) en met bassist Pieter van Buyten. Het trio bracht in november van vorig jaar de erg ontwapenende en aanstekelijke debuutplaat 'Chicken In Memphis' uit, en die werd zo goed als integraal gebracht.
Zo’n vader-zoonband, aangevuld met een familievriend, lijkt op papier vooral een charmant idee, maar toch is Kipgeweer véél meer dan dat. Niet alleen staan er op die eerste plaat alleen maar straffe, door pop, rock-‘n-roll en zelfs door country geïnspireerde songs, live klonken die allemaal nóg straffer. Nogal wiedes, denkt u misschien, met één van ’s lands meest gerenommeerde bassisten aan je zijde en met de ruggensteun van je drummende vader, maar toch was het frontman Neo Deweze zelf die de band leidde en feilloos doorheen de set loodste.
Deweze junior heeft ‘het’ dan ook allemaal: de stem, de frasering, de attitude én de songs. Die werden met veel bravoure, kunde en overtuiging gebracht, en de enthousiaste reacties uit het publiek dankte hij niet aan zijn jonge leeftijd of aan het feit dat hij ‘de zoon van’ is, maar wél aan de bevlogen vertolking van pareltjes als opener When I Need Your Love, Johnny Was A Boy And He Had No Cash, Gotta Work Blues, I’m The One Who Gets In Trouble, Little Monkey (“Dit gaat over mijn papa.”), The Clash-cover Should I Stay Or Should I Go en – tot twee keer toe – het nauwelijks een dikke tien seconden durende Downincalifornialivesutahwithhisfriendswhenhegetsdrunkhebecomesaskunkandthatistheend. Ons hoogtepunt van de set: de authentieke, pure rock-‘n-roll-schreeuw aan het einde van afsluiter Cheers. Of zoals daMusic-kompaan (tt) het treffend verwoordde: “Jawadde, dadde…”
Om tien uur besteeg Pascal Deweze voor een tweede keer het podium, deze keer met Metal Molly-kompanen Allen Muller (zang, gitaar) en Gino Geudens (drums). Dat de kaartjes voor de reünietournee van een band die tussen 1995 en 2000 zeggen en schrijven amper twee langspeelplaten en één ep uitbracht zo vlot verkopen, heeft niet alleen te maken met nostalgische overwegingen of omdat iedereen nog eens loos wil gaan op Orange (dat kan je anno 2025 trouwens nog altijd op één of andere fuif). Omdat de band zowat een kwarteeuw op non-actief heeft gestaan, is de verleiding natuurlijk groot hen vooral een echte jarennegentigband te noemen, maar dat is maar voor een deel waar.
Natuurlijk verenigde het trio (zeker op ‘Surgery For Zebra’) de hard-stil-dynamiek van grunge met de grilligheid van dEUS en Evil Superstars, maar toch heeft er altijd veel meer in hun muziek gezeten dan alleen die enkele typische, erg tijdgebonden elementen. Dat hun songs vandaag allesbehalve gedateerd klinken, heeft meer te maken met hun talent voor sterke, tijdloze melodieën en strakke, catchy grooves, met de harmonieuze samenzang van Muller en Deweze én met de verraderlijk vlot in het gehoor liggende, maar bij nader inzien eerder onbevattelijke, heerlijk surrealistische en absurde teksten.
Niet alleen de songs hebben de tand des tijds moeiteloos doorstaan, hetzelfde kan worden gezegd van de band zelf. Hoe hun knoken de volgende ochtend aanvoelden weten we natuurlijk niet, maar de tomeloze energie en het enthousiasme waarmee ze enkele decennia de podia bestormden bleek nog helemaal intact. Alles bij elkaar duurde het concert goed een uur, maar daarin passeerde wel álles – en zelfs meer – waar we op voorhand op hadden gehoopt.
Uiteraard kreeg ‘Surgery For Zebra’ de meeste aandacht, met behalve Flipper – nog steeds de ideale opener - ook Monday Is Queer en Superskunk vooraan in de set, PVC, Orange en Small Supernova naar het einde toe en Poolbell en Zebra in de bisronde (die overigens werd ingezet met een geslaagde cover van Birdhouse In Your Soul van They Might Be Giants). Maar ook het destijds enigszins – en ten onrechte - ondergewaardeerde ‘The Golden Country’ had weinig reden tot klagen met Happiness (We’re All In Shit Together), het Beatlesque Julee Andrews, Sunwear, Suncomfort International en ½ Arsed Cowboy. De diehard fans die in 1996 de ep ‘More Cheese’ in huis haalden, kirden dan weer van plezier toen bleek dat ook Ego Song, Tupperware Women en Piggie Wiggie de setlist hadden gehaald.
“Dit is eigenlijk een try-out,” grapte Deweze ergens op het einde van het concert. “Jullie betalen evenveel voor een ticket, maar wij mogen wel iets meer fouten maken.” Op een misverstandje tijdens Poolbell na, was daar echter weinig van te merken. Wij zagen vooral een band aan het werk die er niet alleen heel veel zin in had, maar nog steeds even strak en straf klinkt als dertig jaar geleden.