Leffingeleuren - Dag 2: Tot in de nok en de boom in
De Zwerver, 12 september 2025 - 14 september 2025
Uitgerekend in het weekend dat Gerard Cox nooit meer ’t Is Weer Voorbij Die Mooie Zomer zou zingen, sloot Leffingeleuren alweer een mooie festivalzomer af. Drie dagen lang kon je in het hinterland van Middelkerke gaan speuren naar te ontdekken bandjes, af en toe gespijsd met een paar bekendere namen op de affiche. Wij trokken op zaterdag naar Leffinge en keerden huiswaarts met een mooie oogst. Nu eens bandjes die een zachte knuffel wilden geven, dan weer jong geweld dat liever goeiedag zegt met een muilpeer. Kortom, business as usual op Leffingeleuren!
Onze eerste halte van de dag was Ryan Davis & The Roadhouse Band, die zaterdag de Apollo-tent mochten openen. Country gedijt in de poldergrond. En terwijl het buiten plensde, bood Ryan Davis in de Apollo een knusse schuilplaats aan. Alsof hij ons in zijn trailer vergastte op een warme mok gepimpte koffie, een droog deken en een streepje muziek. Davis en band staan voor rustige kabbelende Americana met knipoogjes naar de slackersound van Silver Jews, Pavement (think Range Life) of Beck op ingetogen momenten. Af en toe werd het mooi meerstemming wanneer de gitarist en de bassiste de frontman vocaal bijstonden, maar toch was het de toetsenist links op het podium die de show stal. Nog gehuld in knalgele regenjas, danste hij onafgebroken terwijl hij het keyboard beroerde of zich te goed deed aan een extra dosis percussie. O ja, we konden ook het eerste vakje op onze festivalbingo afvinken: “I don’t speak any Belgian”.
Ook het vakje “Dilemma, dilemma!” mocht al gauw afgevinkt worden, want iets voor drie uur moesten we kiezen tussen fris talent Maya Teklal en shoegazers Eosine. Het voelde een beetje als kiezen tussen je twee kinderen, maar we kozen toch voor Eosine. Maya Teklal zouden we een dag later ook in Gent aan het werk zien en het optreden van Eosine leek een "specialleke" te worden, want het concert hing even aan een zijden draadje nadat frontmeid Elene Lacroix een paar dagen voor het festival de arm had gebroken. Amper vierentwintig uur ontwaakt uit verdoving na de operatie, installeerde ze zich op een barkruk en wikkelden de groepsleden haar in een wit hoeslaken om toch iets theatraals aan de présence te geven. “Ik zal zingen, zij zullen spelen”. De bandleden deden inderdaad fel hun best om haar gitaarkapriolen en drama-esque podiumact te compenseren. Toch deed het ontbreken van haar gitaarspel ons iets minder in de shoegazesound verdrinken. Een veel te luide basgitaar hielp ook niet echt om de nuance erin te houden. De aangepaste setting weerhield Lacroix er niet van om een nieuwe song op de setlist te zetten. Atlantis was een song die de sound van Eosine verder uitdiept en waarin Elena Lacroix de grenzen van haar stem opzocht. “Het verwondert me dat ik nog kan zingen, want gisteren had ik nog een buis in mijn keel.” Wel, dat lukte aardig. Nadat het publiek bedankt was om zo vroeg en talrijk aanwezig te zijn (en de organisatie voor de icepacks), kregen we als slot het traditioneel allesverzengende No Horses. Voor de gelegenheid mochten drie gastzangers/-schreeuwers van de band Sextc de song nog een trapje hoger schoppen. Geen slechte passage van Eosine, gezien de omstandigheden.
Toen we in de Apollo aankwamen, was Ellis-D al begonnen. In een goed gevulde tent (het was buiten nog steeds druilerig weer) kregen we een set waarin coole tempowisselingen en drops je telkens weer bij de les hielden. De man is in hoofdberoep drummer bij Fat Dog en dat voelde je eigenlijk wel in het gitaarspel. Tijdens slotsong Drifting stond hij even te spelen met het voorhoofd tegen dat van de tweede gitarist. Misschien had Ellis te weinig plaats, want even later trok hij met gitaar het publiek in. Frontman in publiek? Ziedaar, nog een vakje aangekruisd op onze festivalbingokaart! Op 20 oktober staat Ellis-D in de Botanique.
Na de glamrockerige Ellis-D was het tijd voor een compromisloze portie geweld. No Prisoners, de nieuwe band rond Pieter-Paul Devos, mocht een weekend eerder nog het podium voorverschroeien voor Tropical Fuck Storm in het Wintercircus en ook in Leffinge werd er zonder genade door de set geraasd. De ongewassen rock-’n-roll leidde algauw tot een moshpit met in de hoofdrol van de draaikolk alweer de wildebrassen van Sextc, nu niet op, maar voor het podium. Het publiek scandeerde de teksten mee zonder er zichtbaar een snars van te kennen. Rock-’n-roll quoi! Devos trakteerde ook op de beste rock-grap van de dag: hij wees erop dat de drummer de hele set met een halve (ingewikkelde) wijsvinger speelde en voegde er fijntjes aan toe: “Nog een beetje en ’t is Def Leppard.”
Buiten was het intussen eindelijk zonnig, maar warempel, daar donderde in de tent Benefits door een set die bol stond van backtothefuturistische beats en soms sloganeske, soms poetische zang. De recentste plaat van het Britse duo heet ‘Constant Noise’, een vlag die de lading in Leffinge voortreffelijk dekte. Na een half uurtje raven in een muzikale wildernis, zelfs even aangevuurd met een extra rapper, bleef de zanger plots alleen achter op het podium voor een rustpuntje in de set. Het deed ons eraan denken dat het stilaan tijd was om een plaatsje te zoeken in de kerk.
Daar is het intussen een traditie geworden dat Ayco Duyster en Eppo Janssen er op zaterdag neerstrijken met een fijne selectie ‘duyster’-artiesten die een korte live set brengen. Abel Ghekiere, geruggesteund door een drummer, violiste en blazer, mocht de spits afbijten. “Welkom allemaal,” glamde het door de kerk. “Het is moeilijk om hier niet als een pastoor te klinken”. We kregen zes songs uit het album ‘In De Verte, Dit Uitzicht’ met als absoluut hoogtepunt Caroline (een ode aan de gelijknamige band die afgelopen weekend ook in het land was), waarin melancholie gaandeweg magisch omgesmeed werd in euforie.
Tijdens de changeover in de kerk, piepten we heel even Café De Zwerver binnen om een stukje mee te pikken van het eenmansleger, genaamd Badtime. Meer dan een gitaar en een overstuurse gitaarband had de Nederlander niet nodig om vooraan het café een dolle deining teweeg te brengen. Toch hielden we deze Front 242-op-speed na een kwartiertje voor bekeken en gingen we onze zonden opbiechten in de kerk.
Daar zat intussen Brennt Vanneste te popelen voor zijn live debuut als solo-artiest, uitgekleed (nou ja, hij had een salopette en een Daughter-T-shirt aan) en niet beschermd door de geluidsmuur van zijn band STAKE. In het korte interview, voorafgaand aan het concert, gaf hij aan dat hij de muziek zonder enig doel online had gezet. Maar nadat de songs waren opgepikt in het radioprogramma 'duyster' ging de bal toch een beetje aan het rollen. Helemaal solo was de set overigens niet, want Vanneste werd subliem bijgestaan op toetsen door Hantrax. Net zoals Gilles Demolder met Siem Reap de Oathbreaker- en Wiegedood-decibels even links liet liggen, bracht ook Vanneste duyster-fähige liedjes, terwijl STAKE even on hold staat. Na elke song leek de man opgelucht dolgelukkiger dat de gestripte songs live werkten. Met wat goede wil kon je in het pianospel tijdens het slotnummer echo’s ontwaren van het repetitieve gitaarriedeltje in STAKE’s Track Into The Sky, maar dit was vooral Brennt Vanneste in de rol van Brennt Vanneste. Na die laatste song vloog hij Hantrax in de armen voor een innige omhelzing. Terechte blijdschap, als je ’t ons vraagt.
De enige niet-Belgische artiest op de duyster-affiche was de Ijslandse Amy Margret. Vooral geinspireerd door de storytelling van Amerikaanse artiesten, bracht ze in haar eentje een handvol songs uit ‘I Miss You, I Do’. Je kon tijdens het optreden een spreekwoordelijke speld horen vallen en het werd ontwapenend, toen ze toegaf erg zenuwachtig te zijn om een song met de mondharmonica te brengen. Toch beklijfde de korte set niet echt. Een mooi, breekbaar rustpunt, maar een beetje van het vergankelijke soort.
Omdat ons quotum kerkzitten intussen alweer overschreden was, konden we het niet laten even de profane buitenwereld op te zoeken bij Knives in de grote zaal. De Britse band bouwde met zessen een dik geluidsmuurtje. Een energieke bedoening, aangestuwd door de saxofoniste in de rangen, maar helaas lonkte daar alweer de afsluiter van de duyster-avond in de kerk.
Die eer kwam toe aan Milan W., de man die sinds het verschijnen van ‘Leave Another Day’ ook stilaan potten breekt in het buitenland. Ook in Leffinge was de interesse groot en bleek de kerk te klein, want er stonden evenveel mensen recht naast de stoelen dan er zittenden waren. Net zoals een paar dagen eerder als support voor DIIV, werd hij bijgestaan door een toetseniste en een gitarist (enkel de percussie kwam uit een doosje). Zijn volle stem en het volle geluid van de muziek kwam heerlijk tot zijn recht in de kerk, maar rond negen uur zetten Days In My Arms toch onverbiddelijk een eindpunt aan deze alweer geslaagde editie van duyster.live.
Het was heerlijk vertoeven geweest in de kerk, maar toch hadden we stilaan nood aan wat pit. Welnu, dat kregen we de rest van de avond in overvloed tegen de trommelvliezen en ledematen geramd!
We overwonnen voor een keertje die vermaledijde fomo, lieten Heartworms links liggen en kozen resoluut voor CDSM in de Apollo. We hoorden achteraf dat Heartworms prima was. Maar geen erg, want wij genoten met volle teugen van de carrousel uit Atlanta, Georgia genaamd CDSM. Dat van die carrousel mag je overigens letterlijk nemen. We denken dat deze bonte bende uit zes leden bestond, maar het was moeilijk tellen, want de leden schoven door en wisselden vaker van instrument en plaats dan wij met de ogen konden knipperen. Iedereen nam ook al eens de microfoon ter hand op het in witte regenjas ingesnoerde bandlid na (we moesten spontaan denken aan Kenny uit South Park). De sound dreef zwaar op een olievlek aan synthesizers, maar toch klonk het als niets dat we al kenden. Zo hoort het natuurlijk ook op een ontdekkingsfestival. Mooie vangst!
Behalve de drie betalende podia, biedt Leffingeleuren ook gratis concerten op de Busker Stage. Dat podium werd afsloten (en gesloopt) door het Gentse kwartet Sextc. De jongens stonden vroeg op de dag al op het podium met Eosine en doken in ongeveer elke moshpit op, maar hun energie bleek verre van opgebrand. Sextc klonk ruwer dan ruw, smeriger dan smerig, nineties-er dan de nineties en sonischer dan Sonic Youth. “We staan naast de kerk en met het volgende liedje willen we God bedanken”, zei de zanger ergens halfweg de set. In ons ideaal scheppingsverhaal zou God inderdaad op de derde dag Sextc hebben geschapen. Dit was wild, woest en waanzinnig, met een frontman die zich crowdsurfend in een boompje hees (en er met de kabel verstrengeld raakte in de takken). Alle andere bands konden wat ons betreft heel even de boom in. Punk’s not dead, met dank aan Sextc. Verslavend geweld, want vierentwintig uur later schoven we het schrijven van dit stukje even opzij om ons in Gent nogmaals te laven aan hun kolkende bron in Café Giraf.
De lat lag nu hoog. Maar zoals we verwacht hadden, sprongen Gurriers – de Duplantissen van de Ierse postpunkscene – er moeiteloos over. Het was de laatste show van hun festivaltour en de munitie mocht blijkbaar opgebruikt worden. Net als in het Wintercircus eerder dit jaar, kregen we een vette, energieke show. De manier waarop de gloednieuwe song Erasure al vastgeklonken zat in de set, verraadde hoe geniaal strak Gurriers zijn. Wie nog een goed voornemen af te vinken heeft om in 2025 eens totaal loos te gaan, raden we aan om op 9 december vooraan post te vatten wanneer Gurriers in de Botanique staan.
Nadat we even de uitgemoshte ledenmaten hadden gestretchd, trokken we naar het café voor Ricky Bekstok. Achterin een propvol café probeerden we een glimps op te vangen van de ADHD-punk van het viertal. De voorste helft van het zaaltje leek omgetoverd tot een botsauto-arena, maar aangezien onze kermisjetons op waren, trokken we terug naar de grote zaal voor EV. De Brit zweeft met de op de nineties geënte garage en rave ergens tussen The Streets en Audio Bullys. Elke song was op papier een banger, maar in de halflege zaal haperde het toch een beetje. Tijdens Cuppa Tea mocht de rechterhelft van de zaal luid “Fuck me”, meescanderen, terwijl de rechterkant even later “Fuck you”, kon roepen. Wij stonden in de rechterhelft en volgden de onbedoelde raad op. Tijd om EV met ingehouden middelvinger achter ons te laten en de festivaldag af te sluiten in de Apollo-tent.
Behalve country (zie hierboven) gedijt ook kool goed in de Leffingse polders. Het Portugese trio Maquina daverde drie kwartier op een chassis van krautrock door de tent. Onder het motto “Pump up the jam”, jamde het trio op een Follakzoid-vibe, die eindeloos leek door te gaan. Of het eerste nummer nu vijf, tien of dertig minuten duurde, kunnen we eigenlijk niet navertellen. Vooraan stonden een gitarist en een bassist tegenover elkaar te duelleren, terwijl achterin een drummer af en toe krijste en schreeuwde. Die drummer zorgde er ook voor dat de tent letterlijk tot in de nok gevuld werd. Plots stond hij op de drumkit te balanceren, even later sprong hij naar de daklat van de tent om even slingerend in de nok te hangen. Of wanneer je eigen band onweerstaanbaar aanstekelijk wordt. Om één uur ’s nachts waren we uitgepsychet, en konden we naar onze vierwielige maquina gaan.
“This festival rules”, schreeuwde de drummer nog gauw voor ze de laatste song inzetten. Beter kunnen we het eigenlijk niet samenvatten. Aan die wijze woorden hebben we niets meer toe te voegen, behalve een woord van medeleven voor Leffingeleuren-programmator Lode, wiens vader dit weekend helaas overleed. En nee, Lode’s familienaam is niet Cox, maar Pauwels. Sterkte, man (en bedankt voor een machtige editie van Leffingeleuren!).
Foto: Alex Vanhee