Jazz Middelheim - dag 2 - Hogere wiskunde
Nachtegalenpark, Antwerpen, 14 augustus 2021
De zon streelde Park Den Brandt op de tweede festivaldag van Jazz Middelheim 2021. De ellenlange wachtrijen voor de dorstigen op festivaldag één waren weggesmolten. En niks kon nog tegenvallen. Behalve dan de afwezigheid van bassist Bill Laswell in het gezelschap van John Zorn, die te elfder ure werd vervangen door avant-garde drummer Laura Cromwell.
Eerlijk, het was niet de gemakkelijkste jazz die ons werd voorgeschoteld. De momenten om als vanouds met je voet mee te tikken op de swingbeat waren schaars. En een aantal instrumenten hadden best een klacht voor mishandeling kunnen overwegen. Dat maakte het allemaal niet minder interessant, integendeel. Maar makkelijk verteerbaar was het dus niet.
Tenminste, niet altijd. Want de gelaagde kosmische composities van John Ghost, geesteskind van gitarist Jo De Geest, waren de perfecte appetizer, ook al zette de band een sound neer die beter tot zijn recht komt als de avond al is gevallen.
John Ghost putte uit ‘Airships Are Organisms’ (2019). De band zocht en vond de hogere sferen moeiteloos, voortgestuwd door de kurkdroge drums van Elias Devoldere (zie ook Nordmann) en drijvend op een wolk sterrenstof van Fender Rhodes (Karel Cuelenaere), marimba en vibrafoon (Wim Segers van Paard).
We hoorden lange slingerende melodieën en arrangementen die ontluiken als een bloem. Alleen ging De Geests gitaar een beetje verloren in de intensiteit van het geheel. In Deconstructing Hymns werd een atmosfeer uit het receptenboek van minimalist Steve Reich gebreid. En met Airships Are Organisms onthulde John Ghost de liefdesbaby van Neu en Zappa.
Van een ritmische rechttoe-rechtaan-aanpak was bij de projecten van de jonge Belgische drummer Samuel Ber helemaal geen sprake. Hij bracht twee projecten naar Middelheim.
Het eerste werd Reservoir Ghosts gedoopt, al deed de strenge, experimentele stijl van Bers kwartet met Lotte Anker (sax), Soet Kempeneer (bas) en Daniel Levin (cello) eerder denken aan Ingmar Bergman dan aan Tarantino. De muzikanten waren verwikkeld in een intens samenspel. Levin geselde de cello en Anker crëerde geluiden die je normaal niet uit een sax hoort komen. Ondertussen tekende Ber abstracte figuren achter de kit. Chaotisch aan de oppervlakte, maar toch georganiseerd.
Na dat moeilijkste halfuurtje van de dag, ging Ber nog even voort. Deze keer met zijn trio Malaby – Dumoulin – Ber. Deze band had een klassiekere set-up, met Rhodes-wonder Jozef Dumoulin achter de elektrische piano en effecten en natuurkracht Tony Malaby op tenor en sopraan.
Ook hier geen conventionele beats van Ber. Wel een ingenieus polyritmisch spervuur. Dumoulin strooide lustig bleeps, opborrelende riedeltjes en zelfs een vinnig clubritme op een bepaald moment. Maar het was Malaby die alle aandacht opeiste met zijn stormachtige lijnen. Als hij na een resem knarsende maten opnieuw een cleane melodie speelde, voelde het alsof de zuurstof opnieuw werd opengedraaid. Een korte, maar intense passage.
Pianist Kris Defoort trakteerde Middelheim op nog meer hogere wiskunde. Hij was in het leutige gezelschap van twee Nederlandse jazziconen. Trombonist Wolter Wierbos was uitgedost voor een dagje strand: hoed, zonnebril, rode shorts en sandalen. En dan had je drummer Han Bennink, die sinds de jaren zestig richting en kleur geeft aan de Europese jazz.
Net als Ber voor hem, houwde Defoort een pad uit in de wildernis. Maar waar vooral Reservoir Ghosts zichzelf erg ernstig nam, zat de fun er bij Defoort meteen in. We verwijzen terug naar de plunje van Wierbos.
In het openingsstuk – droogweg Dag Wolter, Dag Han genoemd – swingde het trio nonchalant. Daarna kwam de ontnuchtering. Defoort toverde abstracte motieven uit de toetsen, maar ging dan over naar een balladstijl. Bennink speelde het spelletje mee, maar bruskeerde ook. En zo ging de genrecaroussel door. Het arsenaal van het trio aan geluiden, technieken, kleine melodietjes, stijlen en tonen was wonderbaarlijk.
Om nog te zwijgen van de stukjes absurdistisch muziektheater. Zo stond Bennink plots met een grote bezem vooraan op het podium. Daarna ging hij er zijn cimbalen mee te lijf.
“Dit is zo plezant”, jubelde Defoort op een bepaald ogenblik. En dat was voor de letterlijke decontructie, waarbij Wierbos de trombone ontmandelde en achter zich aan sleepte. Voor Bennink als een kind op de podiumvloer begon te trommelen. En voor Bennink zijn labrador toonde aan het publiek. De omhelzing tussen Defoort en Bennink was dan weer pakkend. Groten onder elkaar.
Met MixMonk verscheen nog meer Belgisch rastalent op het podium. MixMonk is het trio van saxofonist Robin Verheyen, pianist Bram De Looze en de immer podiumbreed lachende Amerikaanse drummer Joey Baron. Het werd opgericht als ode aan de legendarische pianist Thelonious Monk.
In de stijl van Bram De Looze zat genoeg vloeibare hoekigheid om de herinnering aan Monk levendig te houden. Verheyen speelde ultragebalanceerd, met speelsheid in de hoogte en gravitas in de laagte. Zoals te verwachten, want zo gaat het altijd, oogste Baron het luidste gejuich met zijn eindeloos creatieve solo’s. Geef de man een paar stokken, brushes, of gewoon zijn handen, en hij doet er iets fenomenaals mee. Een vinger in zijn vellen drukken om de pitch van de trommels te veranderen: het is maar een van zijn expressieve technieken.
MixMonk liet ons voor het eerst en laatst van de dag proeven van een klassieker jazzgeluid. En het deed dat op het scherp van de snee. Nieuwe composities van De Looze, zoals de ballad Do Me A Favor, T en Alberte, waarin Verheyen effectief wisselde tussen tenor en sopraan, doen het beste vermoeden voor de pas ingeblikte nieuwe plaat van MixMonk.
Dan, het onbetistbare moment suprême: John Zorn, Laurie Anderson en Laura Cromwell. Geen flauw idee wat we konden verwachten. Ietwat verbijsterd achteraf. Want opnieuw hadden de muzikanten geen zin in easy listening. Niet dat we dat verwachten van beeldenstormer John Zorn.
Cromwell greep terug naar de hoekige ritmiek van Bennink en Zorn haalde alles uit de kast. Inclusief snelle cartooneske loopjes en duck calls. En Anderson? Die speelde – of beter: manipuleerde – viool. Ze schipperde tussen herkenbare strijkergeluiden en multimediaal aandoende synthklanken en weefde daar een veelkleurig tapijt mee. Soms volgde ze Zorn in zijn schrilheid, soms ging ze daar radicaal tegenin.
Anderson zocht haar weg in de chaos. En net wanneer je dacht dat het allemaal nogal ter plekke ineengebokst was, kwam er een voorbereide dynamiek bovendrijven. Dat was vooral het gevoel tijdens de stukjes spoken word, waarmee Anderson zichzelf begeleidde. Geweldig om dé stem van Sharkey’s Day in het echt te horen.
Zorn had de touwtjes in handen. Cromwell, op het laatste moment ingevlogen, en Anderson hadden die sturing ook nodig voor deze eenmalige Europese set. Hun doortocht was dan ook grofgerand, de stukken niet altijd af en de overgangen niet naadloos. Maar dat alles was snel vergeten toen Zorn zijn oude maat Joey Baron het podium op sleurde.
En zo eindigde de dag nog meer buitenaards dan hij begonnen was. Maar een beproeving was het wel.