De Kift - Het vuur brandt nog
Djingel Djangel, 22 november 2024
Het was open deur in 'Niemandsland' en De Kift had de deur van de Djingel Djangel gekozen om open te zetten voor ons Belgen (en hier een daar een aangewaaide (sic!) Hollander). Dan zijn wij er als de kippen bij om door die deur te wandelen en onze weg te verliezen in dat toch niet altijd even vrolijke land.
Want zoals frontman Ferry Heijne al aangaf na het donkere titelnummer te hebben opgebouwd vanuit zijn eenzame stem tot de hele band hem vervoegde, zou die hele nieuwe plaat de revue passeren “want de liedjes passen zo mooi bij elkaar”. En wie zijn wij dan om dat tegen te spreken?
Het was een genoegen om te zien dat de zaal barstensvol zat. Dat de band op elkaar gepakt stond op het eerder kleine podium was voor hen noch voor ons een bezwaar. Meer nog, het leverde soms schitterende taferelen op. Wanneer de blazers zich tot naast elkaar wriemelden bijvoorbeeld of wanneer Heijne met een uit de kluiten gewassen trompet (tijdens Ik Ken) alle microfoons afging om zijn ding te doen. En dat wonderlijk genoeg zonder één van de andere bandleden een lel te verkopen.
Maar we lopen vooruit op de zaken, want vooraleer een mooie selectie uit de inmiddels rijke discografie van de Nederlandse groep te presenteren, gingen ze dus eerst het rijtje van de nieuwe plaat af, waarbij vooral De Nacht in Antwerpen op gejoel ontvangen werd. Je vernam dan ook – je hoort al eens iets, als je naar een concert gaat – dat het een vertaling is van een nummer van de Amsterdam Klezmer Band, hetgeen het uptempo ritme en (vooral) de bijhorende vertolking verklaarde.
Maar staart u zich daar niet op blind, want ook de andere nummers – het desolate Vogels blijft om een duistere reden één van onze favorieten – raakten waar het telt. Voor Mooi werd het Kift-koor, dat werd geronseld uit mensen, die 'Niemandsland' mee hadden gefinancierd (via crowdfunding), vervangen door de aanwezige fans, hoewel dat meezingen toen nog eerder beperkt bleef. Gelukkig werd dat later helemaal goedgemaakt door Witte Haring, dat in de bisronde weliswaar na enig bescheiden oefenen kon rekenen op uitgelaten medewerking uit de zaal. Misschien had het toegenomen alcoholverbruik daar wel mee te maken, hoewel we dat Antwerpse publiek echt niet onderschatten.
En zo werden we door dat desolate land gegidst, waar de natuur het meer en meer moet afleggen tegen de mens, maar de hoop desondanks blijft leven. En er mocht ook die avond ondanks alles nog gefeest worden, zoals bleek uit de extraatjes, die De Kift voor ons had gereserveerd. Op het ongeëvenaarde Bal bijvoorbeeld, toen het podium helemaal uit de voegen barstte en drummer Wim Ter Weele de draagbare trommels in rare bochten moest wringen om toch nog tussen de kompanen te passen.
Met Hoofdkaas en de (letterlijk) overal rondvliegende blikjes uit de massieve met plakband samenhangende doos van Ter Weele werd een concert afgesloten, waar we weer even mee verder kunnen. Het vuur brandt nog in De Kift en houdt ons weer even warm. Nu moeten wij het hier op deze aardbol alleen nog gedoofd zien te krijgen.