Cactusfestival - Dag 2: Muzika(a)l(e) wereldreis(je)
Minnewaterpark, 11 juli 2025 - 14 juli 2025
Terwijl we nog aan het afdalen waren van de hoogtes waar onder andere Johnny Marr en 2manydj’s ons vrijdagavond naar toe brachten, stond al een nieuw avontuur te wachten. Zaterdag gingen we op trektocht langs open valleien met klassieke harpmuziek, door donkere steegjes met Britse postpunk, langs traditionele dorpen met Japanse volksliederen en over geluidsmuren opgetrokken door gierende gitaren, opgehitst door effectpedalen.
Sophye Soliveau verzorgde met harpspel de eerste tonen van de dag. Ze werd hiervoor vergezeld door een drummer en bassist. Het trio legde een dekentje van positiviteit, klasse en sereniteit over het publiek. Daarbij werd er veel ruimte gelaten voor het geschoolde harpspel. Bij momenten letterlijk, omdat de andere bandleden af en toe van het podium verdwenen om alle aandacht aan de harp te laten. De Franse kwam alleen op en na een harpsolo vielen de andere bandleden in om vervolgens samen Initiation II – Wonder Why te brengen. Het werd al snel duidelijk dat ze zich niet zouden houden aan de structuur van de studionummers, maar de tijd zouden nemen voor muzikale zijwegen. Tijd en ruimte was trouwens de rode draad doorheen het optreden. Er werd uitgebreid de tijd genomen voor iedere aanslag van de harp, elke blik in het publiek, iedere adem,… Dat alles voelde bijna als een sessie mindfulness. Dat de zon door de wolkensluiers kwam op momenten dat de nummers openbloeiden, maakte het kippenvelmoment compleet. Het bleef trouwens niet alleen bij die eerder genoemde rust en sereniteit. Het trio duwde de energie de hoogte in met een live drum'n'bass-interventie. Volledig meegesleurd in de roes van het moment, bleven er Soliveau plots nog slechts vijftien minuten over, precies genoeg voor nog twee nummers. Why Is It So Hard en Leave sloten de set af. Opnieuw viel op wat voor toonbereik je met een harp kunt halen en welke hemelse klanken eruit voortkomen. Dit optreden was gewoon een auditieve massage voor brein en oren.
Big Special, dat zijn drummer Callum Moloney en zanger Joe Hicklin. Alle overige instrumentatie zat verstopt in de drumpad van Moloney. De sereniteit, die bij het optreden van Sophye werd ervaard, werd meteen onderuit gehaald met openingsnummer The Mess, een nummer waarbij Moloney meteen aantoonde dat hij niet op de achtergrond zou blijven, maar zijn rol op het podium zou opeisen. Het duo, beiden in mouwloos hemd en voorzien van de nodige tatoeages op de armen, raasde verder met God Save The Pony, Hug A Bastard en Professionals en deden dit op expressieve wijze. Moloney leek wel een work-out te doen, terwijl hij dat drumstel geselde en intussen toonde Hicklin met Black Dog / White Horse en Trees dat hij niet alleen gitzwarte teksten kon uitbraken, maar ook moeiteloos schakelde naar een soulstem. Afsluiten deed de band enigszins in mineur met Thin Horses. Niet meteen een knaller, maar het gastoptreden van Rachel Goswell van Slowdive maakte dat gemis ruimschoots goed.
Presentator van dienst Kirsten Lemaire merkte op dat The Bony King Of Nowhere al verschillende keren in de Cactus Club had gespeeld, maar nog nooit het festival had gehaald. Daarin werd nu verandering gebracht. Met Sleeping Miners zorgde de band voor een atmosferisch inzet van wat een meeslepende vertoning zou worden. Are You Still Alive zorgde voor een eerste herkenningspunt. Mocht je de ogen sluiten, dan had je kunnen denken dat je naar de studioversie van dit nummer luisterde. Dat gold trouwens ook voor Erase, Everybody Knows, Almost Invisible, die daarop volgden. Zo goed als de volledige setlist werd uit het meest recente product, ‘Everybody Knows’ gehaald en was dus exact wat je van The Bony King Of Nowhere mocht verwachten: het herkenbare, emotionele stemgeluid van Bram Van Parys, die warme piano-akkoorden en die typische, verhalende songs die je onderdompelen in melancholie en reflectie. Everybody Knows zou zijn opgedragen aan alle oorlogsslachtoffers, een boodschap die het nummer een extra lading meegaf. De sample van geroezemoes in een metrostation gaf het nummer een filmische sfeer mee. Als slotnummer koos de band voor één van de weinige oudere tracks: Like Lovers Do. De onderlinge interactie tussen de bandleden stond in deze show centraal en de band zocht daarbij gecontroleerd naar een dynamiek tussen hoogte- en rustpunten.
Weinig bands hebben een even helder doel als Minyo Crusaders. Zij voeren een wereldwijde kruistocht langs concertzalen en festivalweides om de traditionele Japanse volksmuziek, de minyo, in leven te houden, door die in te kleden in ritmes uit de hele wereld. Gitarist Katsumi Tanaka wierp zich op als frontman van de groep en nam uitgebreid de tijd om de missie uit te leggen. Daarvoor las hij een tekst in het Engels voor met de typische Japanse tongval. De band verscheen vervolgens in traditionele Japanse kledij en deed tijdens het spelen de "klassieke Japanse danspassen”, zoals Tanaka het uitdrukte. Traditionele instrumenten uit die cultuur bleven afwezig, al kreeg de Shekere, een Afrikaans percussie-instrument, wel een kleine rol toebedeeld. Met aanstekelijke glimlach en uitgesproken positieve vibe serveerde de band een tiental nummers met invloeden uit cumbia, Latin en reggae. Herkenning van de nummers zat er nauwelijks in, want elk nummer werd gezongen in het Japans. De frontman richtte zich met enthousiasme tot het publiek, al moest hij het stellen zonder enige kennis Engels. Vijf keer op rij klonk het met overtuiging: "We are Minyo Crusaders, we come from Japan". Ook al was dat inmiddels wel duidelijk, het typeerde de eenvoud. De kracht van het optreden lag vooral in de blazers en het ritmewerk, die de set voortstuwden. Maar niet elk bandlid wist even sterk te overtuigen. Zo miste de pianosolo een beetje punch en overtuigingskracht. Naast de instrumentatie stond er ook een zanger op het podium, al bleef diens rol eerder bescheiden. Af en toe bracht hij met veel overgave traditionele Minyo-teksten, die het geheel wel een authentiek accent gaven. Dit optreden straalde vooral positieve energie uit, iets wat ook oversloeg op het publiek. De band nodigde iedereen dan ook uit om mee te doen met de traditionele danspassen. Vooral de voorste rijen lieten zich meevoeren in dat enthousiasme.
Kae Tempest kreeg de ruimte om de beklijvende spoken word en theatrale hiphop ongestoord te brengen. Weinig geroezemoes en gesprekken over drankjes of vorige acts, die er vooraan bovenuit kwamen. Ondanks het minder toegankelijke karakter van de performance, wist Tempest het publiek moeiteloos mee te nemen, de aandacht vast te houden en hen stil te krijgen voor hun verhaal. Aan hun zijde stond een toetseniste, die niet alleen de drums en synths bediende, maar ook over een opvallende soulstem bleek te beschikken, eentje die met die van Lianne La Havas te vergelijken is. Daardoor kwam No Prizes, dat op plaat met La Havas werd ingezongen, mooi tot zijn recht. De podiumbezetting was verder sober: enkel het duo met op het scherm de naam van de act geprojecteerd, afgewisseld met sporadische flarden songtekst. Voor wie al mee was in de wereld van Kae Tempest, volstond dat ruimschoots. Maar het blijft de vraag of deze minimalistische aanpak ook de hiermee minder vertrouwde toeschouwers wist te overtuigen. Nummers als Standing In Line, Diagnosis, Salt Coast, werden gevolgd door Geronimo Blues, waarbij Tempest een intrigerende speech gaf over samenhorigheid, persoonlijke kracht en hoop. Als afsluiter werd Firesmoke vol energie ingezet tot groot jolijt van het publiek. Dit was duidelijk een vertrouwde track die het concert in schoonheid afrondde.
Sylvie Kreusch werd bijgestaan door vijf muzikanten en verscheen op het podium in een krijtwit ensemble, waarbij veren zachtjes meebewogen. De muziek werd op die manier zo licht als een veer bij het publiek gelegd, terwijl Sylvie zich op theatrale wijze over het podium bewoog. De band beperkte zich daarbij niet tot de instrumentatie. De backings zorgden voor een prachtige dynamiek. Met Ding Dong en Hocus Pocus had de band het publiek meteen te pakken. Die werden de afgelopen jaren op zowat elke Vlaamse radiozender gespeeld, hetgeen resulteerde in een erg breed publiek. Let It All Burn volgde, waarna Walk Walk werd onderbroken om dan in een net iets andere versie opnieuw opgestart te worden, waarbij het publiek werd uitgenodigd om mee te zingen. Het was duidelijk dat deze show tot in de puntjes was voorbereid. Het energiepeil bleef stijgen tot op het einde, dat werd ingezet met Comic Trip. Het intense samenspel tussen de muzikanten maakte dit tot een hoogtepunt op de setlist.
Sylvie Kreusch bleek de ideale opwarmer voor Slowdive, dat het atmosferische elan moeiteloos verderzette. Openen deed de band met Shanty, een track uit het meest recente album die klinkt als een klassieker-in-wording. Als echte fortenbouwers trokken ze al van bij het openingsnummer een geluidsmuur op, die ze iets langer dan een uur volhielden zonder daarbij aan kracht te verliezen. Het openingsnummer bleek de voorbode voor de rest van de set. Beide gitaristen weefden laag na laag, spelend met pedalen en effecten. De constante galm van gitaren en het dromerige stemgeluid maakten het soms lastig om songs te onderscheiden, maar Souvlaki Space Station, Crazy For You en Chained To A Cloud staken er duidelijk bovenuit, vooral vanwege de prominente zang van Rachel Goswell en de repetitieve keys, die de songs voortstuwden. Halverwege leek Neil Halstead even de focus te verliezen en zette hij per ongeluk het verkeerde nummer in. Gelukkig was Rachel scherp en greep ze kordaat in. Verder was dit niet aan de uitvoering van de nummers te merken, want die bleef van hoog niveau.
Headliner The Black Keys, dat zijn nog steeds Dan Auerbach en Patrick Carney, die een intro ten beste gaven, waarin ze allebei de ruimte namen om te soleren. Een begin dat meteen de muzikale chemie tussen de twee stevig in de verf zette. Daarna groeven The Black Keys verder in het repertoire van de begindagen met Your Touch, een track die nog heerlijk in de bluessfeer baadde en schakelden ze vervolgens moeiteloos over naar grote hits Gold On The Ceiling en Wild Child. Strak gespeeld met een scherp randje, het soort nummers waarmee ze de muzikale klasse nog maar eens onderstreepten. Helaas moesten we voor het slotakkoord afhaken. Op de poëtische klanken van Everlasting Light, de eerste adempauze in de set, waarin Auerbach liet horen dat hij naast rauwe riffs ook een verrassend zachte soulstem kan inzetten. Het nummer over liefde en toewijding werd zo voor ons een mooie afsluiter van dag twee.