Built To Spill - Wachten loont
Trix, 24 mei 2023
Built To Spill heeft na zeven jaar nog eens een nieuwe plaat uitgebracht. En 'When The Wind Forgets Your Name' kreeg ook bij ons goede kritieken. Tijd dus om de vertrouwde zetel nog eens in te ruilen voor een donkere zaal.
Omdat we het voorprogramma niet wilden missen, waren we er al op tijd bij. Niet dat The French Tips op het aangegeven tijdstip van wal staken. Zoals het een beetje rockband betaamt, was starttijd ook voor deze dames een rekbaar begrip. Maar geen nood, het trio maakte dat ruimschoots goed met een behoorlijk lange set waarin wij het Sleater-Kinney ten tijde van het eigenwijze 'Dig Me Out' hoorden gecombineerd worden met de samenzang van de dames van B52's en het mathrockgitaarwerk van iemand als Marnie Stern, ongeacht of dat gitaarwerk nu van de eeuwig glimlachende gitariste-bassiste Rachel Couch dan wel van bassiste-gitariste Ivy Merrell kwam. En ook drumster Angela Heileson deed meer dan zomaar een vocale duit in het zakje. Het leverde een voorprogramma op waarvan wij althans intens genoten.
Dat die support net uit Boise, Idaho kwam, zal waarschijnlijk geen toeval zijn geweest. Built To Spill, de band rond enig vast lid Doug Martsch, heeft immers ook wortels in diezelfde stad. In dit geval werd de man bijgestaan door alweer een nieuwe band (niet eens die waarmee hij de meest recente plaat opnam). Melanie Radford (bas) en Teresa Esguerra (drums) kweten zich uitstekend van hun taak. Waar de ene al eens (letterlijk) de benen losgooide, lipte de andere zowat elke letter tekst mee. Dat er geen ritmegitaar voorhanden was, werd trouwens uitstekend opgevangen door Radfords baswerk en was hoe dan ook nergens een storend element.
Martsch houdt wel van afwisseling en een steeds variërende setlist – eentje van de goede ouwe tijd – is iets waar hij steevast voor kiest. In dit geval resulteerde dat erin dat de eerste zeven songs elk uit een ander album kwamen. Daartussen zat wel een song van Daniel Johnston, van wiens werk Built To Spill enkele jaren geleden nog een coverplaat uitbracht. Bloody Rainbow zat als kort, eerder Beatlesk aandoend nummer mooi ingeduffeld tussen kanjers als The Plan en C.R.E.B. Het eerste kreeg een machtige, ronkende, sprankelende versie, waarbij Neil Young echt niet zover af leek. Het tweede werd dan weer voorzien van een eerder atypische riff.
Dat er van veel communicatie tussendoor weinig sprake zou zijn, stond in de sterren geschreven. Veel meer dan een “Thanks” na zowat drie songs en iets soortgelijks naar het einde van de set toe hadden we eerlijk gezegd ook niet verwacht. Maar daartegenover stond een concentratie, een inleving, een sérieux die zorgde voor fantastische solo's en machtige songs, die Martsch steevast zong met die typische hoge, ietwat nasale stem en met de ogen gesloten.
De set werd afgesloten met een Big Dipper, waarbij de gitaarlijnen ons even deden wegdromen naar The Durutti Column. En dan moest dat ene superdeluxe bisnummer – nog één keer werden alle registers opengetrokken – nog komen.
Het was lang wachten op nieuw werk van Built To Spill, maar in Trix werd bewezen dat wachten de moeite kan lonen.