Asgeir - In de ban van IJsland
Trix, 24 november 2023
Natuurlijk wenst niemand de tweeduizend achthonderd inwoners van Grindavik toe dat ze dat stadje opgeslokt zien worden door een gigantische magmabel. En toch ook een beetje wel. Want wie ooit IJsland aan den lijve ervaarde, weet dat de natuur er van de mens wint, wat klimaatontkenners of grootindustriëlen ook durven beweren.
En net dat gevoel krijg je ook vaak mee in IJslandse muziek: een soort van natuurlijke flair die zowel kil, desolaat en broos alsook net heel emotioneel, menselijk en warm kan zijn. Technologisch gesofisticeerd en met een zweverige roes, maar ook net heel oprecht en nuchter.
Dat is alvast zeker het geval bij Arny Margret, die mee op de 'Time On My Hands'-tournee gaat en afstamt uit het knusse Ísafjörður. Tegenover een mistige gloed en met een statisch wit licht wiegde de muze met enkel akoestische gitaar en een frêle stem de clubzaal al snel in een roes. Met typisch Scandinavisch Engels, Björkige aai- en eei-klanken en warme keelnoten bezong Margret de alledaagsheid van het leven in IJslands isolement. Met soms vreemd krullende ballades, maar ook erg breekbare en oh zo intiem. Meestal in het Engels, maar ook twee keer in het eigen koeterwaals. Zeven liedjes lang vol passie en hartverwarmende melodieën op meeslepende Americana-tokkels. Een volwaardig voorprogramma vol mijmermuziek, waarbij je soms een ijspegel kon horen breken (of de luidruchtige barman, die het niet op intieme muziek begrepen had, een nieuwe bak cola hoorde versleuren). “I hate to leave and I hate to stay home”, rondde het elfje af. Stevig dilemma, maar toch goed dat ze het IJslandse isolement doorbrak.
Dat Ásgeir Trausti Einarsson zowat de best verkochte artiest moet zijn in eigen land, leidt geen twijfel. Dat hij buiten de eigen landsgrenzen nog best groeimarge heeft, ook niet. Zonde in feite, want de club zat slechts halfvol om te aanschouwen hoe de jonge en zeker niet onaantrekkelijke zanger en pianist een mooie cocktail van dancepop en akoestische droommuziek bracht. Weliswaar met een klein angeltje bij aanvang.
Want bij zowel de openende titeltrack van 's mans laatste plaat ‘Time On My Hands’ als opvolgers Borderland of Lifandi Vatnið overdonderde het live spel van de drummer en de ratelende plafondroosters van de Trix-club elke vorm van melodie, subtiliteit of zelfs de stem van de zanger. En die foute geluidsbalans (die bizar genoeg een stuk minder scheef zat aan de linkerkant van de zaal) bleef te lang storen. Want de folktronica van Ásgeir is als een regenboog vol kleurnuances tussen zweverige synths, galmend pianospel voorzichtig gitaarwerk en de unieke, penetrante falsetstem van de zanger. En dus niet als een arcade met enkel harde pastelkleuren.
Gelukkig herpakten band en techniek zich met een breekpunt van twee broze akoestische songs. Enkel Ásgeir en oudere broer Thorsteinn brachten ondermeer een prachtig The Sky Is Painted Grey Today, een song die hij wel moest spelen omdat deze ep nog de enige beschikbare was in de merchstand – de enige keer dat de verder zwijgzame IJslander zelf even moest lachen. Als toemaatje kreeg het publiek nog een fantastisch tweestemmige, nooit uitgebrachte en gloednieuwe man-vrouw ballad waarbij Arny Margret terug mee op podium mocht. Bloedstollend mooi.
En dan leek het geluid plots hersteld voor het slotstuk van de show. Þennan Dag uit het debuut en vooral ook afsluiters Higer en Going Home – prachtige singles – lieten synths, zang, beats en drums op een fantastische manier knallen. Met een warme gloed en met heerlijk tegendraadse, haakse live drums. Met een overdonderende punch, die alle tekortkomingen uit het begin moeiteloos wegwiste. Maar vooral ook onze IJslandse hartjes sterk verwarmde.