Spencer The Rover - Ik ben een luie perfectionist

Als we Koen Renders spreken over zijn ‘The Late Album’, is het al snel duidelijk dat Koen een bedachtzaam spreker is. Hij lijkt heel erg op zijn hoede. "Bang om onzin te verkopen", verduidelijkt hij achteraf als hij via mail nog eens de puntjes op de i wil zetten. Soms maakt hij een vergelijking tussen zijn werk en dat van een ander artiest om dan vervolgens te zeggen dat hij zich zeker niet met die of die wil vergelijken. Tegelijkertijd weet hij heel goed wat hij wil voor zijn muzikaal project Spencer The Rover. Vierendertig muzikanten telden we in het boekje. Het moge duidelijk zijn dat hij niet voor het compromis is gegaan.

Ik ben een luie perfectionist

Koen Renders: Ik heb veel geduld. Meestal is dat een goede eigenschap, maar het zorgt ook wel voor dit soort absurd trage output (lacht). Het maakt wel dat ik er zeker van ben dat mijn nummers tegen een stootje kunnen. Als ik na drie jaar nog aan een liedje zit te prutsen en het verveelt me niet, dan zal het wel goed zijn.

Ik wil sowieso geen plaat maken alleen maar om een carrière draaiende te houden. We leven al in een tijd waarin er gigantisch veel muziek wordt uitgebracht; het is niet bij te houden. Ik maak dus op voorhand voor mezelf al een selectie. Als ik een plaat uitbreng, dan moet ik ervan overtuigd zijn dat ze meer waard is dan enkele draaibeurten.

Je lijkt me sowieso niet iemand die de aandacht makkelijk opzoekt.
Nee, ik hoef niet in het centrum van de belangstelling te staan. Dus dat is ook al geen reden om me te haasten. Mijn liefde voor muziek is groot, maar ik heb ook nood aan stilte en aan afwezigheid van muziek. Voor mij werkt dat niet, om de twee jaar een plaat uitbrengen, dan gaan toeren en weer een half jaar opnemen. Toen de popmuziek nieuw en vooral veel schaarser was, toen was dat tof, maar nu leidt het echt tot overkill. Muziek is echt overal: je hoeft maar een een reportage over een maatschappelijk relevant thema aan te klikken en meteen zit er een dramatische soundtrack onder! Ik vind dat erg vermoeiend.

Het is voor mij ook pas wanneer ik alle nummers en arrangementen bijna af heb, dat ik weet: “Nu heb ik een plaat.” Nog een reden waarom ik mezelf niet graag een deadline opleg. Dat is een mix van gemakzucht en angst. Maar als ik mezelf de tijd kan geven om het echt goed te doen, waarom zou ik het dan niet doen?

Opnames van je songs vertrekken enkel vanuit jouw stem en een piano. En daarna ga je dat nummer aankleden. Laagje per laagje. Wanneer weet je dat een track klaar is?
Wanneer je het opgeeft. Ik ben eigenlijk een luie perfectionist. En dat is best vermoeiend (lacht). Dus op een gegeven moment moet je leren leven met de kleine onafheden van je werk. En net die geven het dan waarschijnlijk een ziel. Als ik niet alle details van een opname tegelijk meer kan vatten, als die me blijven verrassen, is dat een goed teken. Ik word vaak bescheiden genoemd, maar sta toch af en toe in bewondering voor mezelf: “Koen, hoe hebt ge dat in godsnaam voor mekaar gekregen!” (lacht).

Je werkt niet graag met deadlines, zei je net. Dat kan natuurlijk omdat je je platen in eigen beheer uitbrengt. Dat wil zeggen dat je niet alleen zelf voor de centjes moet zorgen, maar ook dat je het zonder grote marketingmachine moet doen. Een verschil dat zich laat voelen in onder andere naambekendheid. Word je het nooit beu dat je harder moet vechten voor een klein beetje aandacht?
Het is een mes dat langs twee kanten snijdt. Ik heb ongebreidelde, creatieve vrijheid; ik kan zo lang doen over een plaat als ik wil. Maar het klopt dat het niet zo gemakkelijk is om je plaat in de markt te zetten als je die machine niet achter je hebt. Langs de andere kant: ik heb al gemerkt dat, als je met labels en managers werkt, je toch ook behoorlijk assertief tewerk moet gaan, achter hun gat moet zitten. Dus misschien is het verschil niet zo groot wat dat betreft.

Ik denk dat de drive om mijn muziek “te laten gelden” wat ontbreekt. Ik wil natuurlijk dat mensen van mijn liedjes genieten, ze even mooi vinden als ik ze vind. Maar er zit ergens een naïef idee in mij dat ik er niet uit krijg, dat dat allemaal vanzelf moet gaan, zonder poeha, en alleen moet overtuigen door de kracht van die muziek. Zo werkt het natuurlijk niet; je moet het publiek een beetje verleiden vooraleer ze openstaan voor je muziek. Ik doe mijn best om dat subtiel te doen (lacht).

Door het feit dat mijn muziek niet echt modern, maar ook niet echt retro is of klinkt, is ze ook wat moeilijker te plaatsen en al zeker niet te hypen. Dan schiet er vaak niets anders over dan referenties aan de muziek waar ik erg van houd en waar je natuurlijk de echo’s van terughoort in mijn songs: XTC, Brian Wilson, Randy Newman, Divine Comedy en zo. Doordat die zo’n grote status hebben, overschaduwt dat soms dat ik zelf ook wel degelijk een eigen artistieke persoonlijkheid en stem heb. Terwijl, als je meeloopt met wat heden ten dage courant is, je met veel meer kopieergedrag wegkomt. Dan is het muziek “van nu”, maar voor hetzelfde geld binnen een paar jaar erg gedateerd.

Daarstraks sprak je over angst, maar om te zeggen “Dat kan ik ook”, heb je dan weer veel moed en zelfvertrouwen nodig.
Dat weet ik niet zo. Op 'The Accident" zat niemand te wachten, dus ik kon zo ver gaan als ik wilde. Dat werkte wel bevrijdend. Ik was op zoek naar een artistieke plek voor mezelf. En die heb ik daar gevonden.

‘The Late Album’ is geen conceptalbum, wel een thematische plaat. Ze gaat over tijd, het voortschrijden van de tijd en dus automatisch ook over de dood. Je staat er zelfs heel letterlijk bij stil in Everyone Must Die. Je poneert daar de normaalste zaak van de wereld – dat we allemaal moeten sterven – en toch is het iets dat we, tijdens het leven, liefst zo veel mogelijk negeren.
Dat nummer is tegelijkertijd heel cynisch en heel levenslustig, want als we eeuwig zouden leven, zou de nood aan zingeving ook niet zo sterk zijn. Tegelijkertijd is het feit dat er zoiets is als de dood wel heel erg wreed en pijnlijk.

De tekst is eigenlijk ontstaan uit de rare gedachte dat we moeten sterven omdat we anders veel te slim zouden worden en zo het mysterie van het leven zouden ontdekken. Maar de tekst gaat ook een beetje over het einde van de mensheid, misschien zelfs meer dan over het einde van een mensenleven. Enfin, er zitten ook voor mij nog veel losse eindjes in die tekst.

Ik vertrek sowieso altijd van de muziek, die een eigen taal heeft en die schilder ik bij met woorden. Ik gruw van de gedachte dat mensen mijn tekst lezen zonder de muziek erbij te horen.

De eerste twee platen – ‘Spencer The Rover’ (2001) en ‘Spencer Is Your Friend’ (2004) – heb je geschreven met de gitaar als basis. Ze zijn niet meer verkrijgbaar en je speelt er geen nummers meer uit. Ben je er nog tevreden over?
Er staan mooie liedjes op, maar de muziek op de eerste vind ik nu wat te bescheiden, te sober… 'Spencer Is Your Friend' is al iets ambitieuzer en daar voel je toch al de zoektocht naar iets meer diepte en raffinement in de songs en de arrangementen, hoewel het veel meer een gitaarplaat is dan de laatste twee.

Er is veel veranderd toen ik de piano herontdekte. Dat heeft veel mogelijkheden geopend om dingen te doen waarvan ik vroeger dacht dat ik ze niet kon, waar ik niet aan moest beginnen, wat grootser te gaan, wat meer klassieke elementen binnen te smokkelen.

In een oud interview las ik dat je ooit nog acteur had willen worden.
(lacht hard): Dat klopt, ja, zo rond mijn twaalfde. Achteraf gezien weet ik heel goed waarom het me niet gelukt is. Dat heeft met een gebrek aan focus te maken. Ik had een zeker talent om een bepaalde emotie weer te geven of om de plezante uit te hangen, maar ik had heel weinig talent om teksten goed te onthouden en ik ben ook al niet bepaald een vlotte babbelaar, ik liep vast, als ik moest improviseren. Ik dwaal te veel af. Vandaar zit mijn kracht ook veel meer in platen maken dan in performance. 

Op 24 mei van dit jaar heb je de plaat in volle glorie in Het Depot gebracht. Ik merkte toen ook dat je pas zenuwachtig werd tussen de nummers en dat je je bindteksten zelfs had voorbereid en meegebracht had op een briefje.
Dat klopt wel. Die avond was muzikaal tot in de puntjes voorbereid. Ik heb lang naar die avond toegeleefd, ik kende de songs door en door en ik voelde me op dat moment eigenlijk heel erg op mijn gemak; ondanks die complexe set-up, eigenlijk. Maar die bindteksten zijn er dus wat overgeschoten. Misschien had ik beter gezwegen (lacht).

Ik speel heel vaak huiskamerconcerten en in die context vind ik het wél leuk om wat te keuvelen tussen de nummers. Daar krijg je echte interactie met de luisteraars. Ik ben niet het soort artiest die massa’s wil beroeren. Samenhorigheid is iets heel moois, maar mijn muziek spreekt toch meer tot het solitaire individu.

Een gevolg van het feit dat je zoveel muzikanten laat meespelen op je plaat, is wel dat je ze niet vaak kan spelen met alles erop en eraan, want dat is inderdaad een erg complexe en vast ook dure zaak.
Ik weet ook niet goed waarom ik het mezelf aandoe. Maar het kan dus wel. Het is misschien moeilijker om mee te touren, maar toch. Uiteindelijk staat het grootste gedeelte van de muziek op blad en zijn de meeste muzikanten redelijk vervangbaar. Buiten enkele repetities met de basisband, is alles de dag zelf gerepeteerd.

Ik vind het leuker om de rijkheid en gelaagdheid van de songs en de arrangementen weer te geven dan dat ik er honderden concerten mee hoef te spelen. Het is natuurlijk een hopeloos ouderwets en romantisch idee, maar Mahler dacht ook niet: “Het zou toch goedkoper zijn, als het allemaal wat kleiner en compacter was.” (lacht)

Dat maximalisme is voor mij ook belangrijk. Ik hou niet van de boutade dat less more is. Soms klopt dat, maar in vijfennegentig procent van de gevallen hoegenaamd niet. Los daarvan bestaan de songs en werken die natuurlijk ook zonder die aankleding. Ik kan ze prima solo spelen of anders arrangeren. Binnenkort ga ik ze bijvoorbeeld brengen met een strijkkwartet en een blaaskwartet (24 oktober in de Leuvense jazzclub La Conserve, nvdr.); dat is een andere aanpak, maar dat kan ook met die nummers. Je kan ermee spelen.

En tot slot: men zegt dat de tijd steeds sneller lijkt te gaan naarmate je ouder wordt. Denk je dat we weer zeven lange jaren gaan moeten wachten op een nieuw album van Spencer The Rover?
De titel ‘The Late Album’ was eigenlijk drie jaar geleden al een grap, omdat het toen al zo lang duurde. Het was echt niet mijn bedoeling om het weer zo lang te laten aanslepen. Het heeft gewoon zo lang geduurd…omdat het zo lang geduurd heeft.

Nu beginnen er dingen te rijpen voor de volgende. Met een beetje geluk is die er over drie of vier jaar wel. Maar het is geen must.

Dit interview verscheen ook op de nieuwssite Newsmonkey.

19 oktober 2017
Geert Verheyen