Slow Pilot - Jasper Maekelberg deed het omgekeerde van wat ik verwachtte
Op een zonnige zondagmorgen begaven we ons naar de velige thuishaven van Pieter Peirsman, frontman en bezieler van Slow Pilot. De band die zeven jaar lang langzaam mocht rijpen en nu een ongelooflijk rijpe debuutplaat uit heeft. Hieronder een weergave van ons gesprek.
Slow Pilot bestaat eigenlijk al heel wat jaren. Spelen jullie nog altijd in dezelfde bezetting als in het begin?
Oh nee, toen ik in 2009 / 2010 mijn eerste optreden gaf, was het een soloproject en de bedoeling was dat het zo zou blijven. Ik had daarvoor in heel wat bandjes gespeeld, maar telkens zat ik wel met iemand die minder ambitieus was dan mezelf of niet zo goed als hij zelf dacht (lacht). Maar na een jaar of twee werden de nummers beter en besefte ik dat ik een band nodig had om ze te brengen zoals ik wou.
De eerste muzikant die ik binnenhaalde, woonde gewoon achter de hoek: Maarten Van Mieghem (Yevgueni) luisterde al geregeld naar mijn demo’s en gaf mij raad. Hij vond wat ik deed al goed, dus ik kon hem makkelijk overhalen. Hij is er nu ook nog altijd bij.
Een drummer vinden en houden, bleek heel wat moeilijker. We hebben er ondertussen al minstens vijf versleten. Tot we Laurens Billiet van Zimmerman en Douglas Firs leerden kennen. Hij is een heel muzikale drummer en denkt ook mee in functie van de arrangementen. Helaas heeft hij het erg druk en moesten we voor de tournee een vervanger zoeken. Die vonden we bij Selah Sue in de persoon van Jordi Geuens, ook een ongelooflijk straffe gast.
Toen we destijds een tweede gitarist nodig hadden, klopten we aan bij Patrick Steenaerts van Yevgueni die ook les geeft aan PXL. Hij kende Sebastian Leye (Delv!s en Noémie Wolfs) en zag toen al in wat voor een uitzonderlijk talent die had. Hij speelt ook al heel wat jaren bij ons en ondertussen is hij uitgegroeid tot een fenomenaal muzikant.
En tenslotte hadden we ook nog een toetsenist nodig. Sebastian bracht Laurens Dierickx mee van bij Delv!s en nu zijn we compleet.
Soms moet ik mijzelf in de arm knijpen, als ik zie in wat voor een supergroep ik mag spelen.
Is het niet moeilijk als je band vol zit met muzikanten van andere bands?
Goh ja, ik zing zelf ook bij Hooverphonic, dus ik zit met datzelfde probleem. Het is een kwestie van goed afspreken en flexibel zijn. Af en toe moeten we op zoek naar een vervanger, maar dat lukt wel. Ik ken heel wat volk in de muziekwereld. Nu stelt zich wel een probleem, want we hebben ook een Nederlandse booker (Friendly Fire) en het eerste optreden dat vastgelegd werd, valt op een datum dat Maarten moet spelen met Yevgueni. Ik moet dus tegen dan een bassist vinden die ook nog eens kan zingen; bijna mission impossible (lacht).
De plaat klinkt niet als een debuut en dat is bedoeld als compliment. Heeft dat te maken met de lange ontstaansgeschiedenis?
Het hangt ervan af. Waarom vind jij dat ze niet klinkt als een debuut?
Wel, aan de ene kant is er die tijdloze sound, die je meestal bij beginnende bands niet hoort en de plaat klinkt ook zo mooi af. De productie is perfect, de arrangementen klikken zo mooi in elkaar, de orkestratie klinkt geweldig…
Het helpt natuurlijk wel dat ik zevenentwintig bands versleten heb en stilaan heb moeten ontdekken dat ik geen blitse rockster ben en ook nooit zal zijn. In mijn kinderdromen zag ik mezelf wel de Dave Grohl of Matthew Bellamy uithangen op een stadionpodium, maar dat zit niet echt in mij. Ik heb mijn grenzen leren kennen met schade en schande. Vroeger zong ik altijd op de toppen van mijn tenen om dan na vier nummers de noten niet meer te halen.
Die ervaringen (ook van de anderen in de band), de producer waarmee we werkten, dat speelde allemaal mee. Ook de ervaring bij Hooverphonic kwam goed van pas. Toen we de plaat in een eerste versie hadden opgenomen, voelde ik dat er nog iets aan miste. Nu hou ik, net als Alex Callier, heel veel van strijkers en wij waren ook altijd onderweg met The Belgian Session Orchestra en dus schreef ik wat strijkersarrangementen die ik dan met Cedric Murrath verder uitwerkte. Ik was bereid er ook wel wat geld tegenaan te smijten. Gelukkig dat ik de muzikanten kende, anders zat ik nu aan de bedelstaf (lacht).
Het resultaat mag er echter wel zijn. In plaats van een gewoon goede plaat, hebben we nu een plaat gemaakt die er bovenuit springt. Die orkestratie in goede oude seventies-stijl en de productie maken echt wel het verschil.
Gaan jullie die stijkers ook meenemen op tournee?
We gaan optreden in verschillende opstellingen. Voor het eerste optreden in de Casino nemen we een strijkerskwartet mee. Dat is zeker een meerwaarde, maar niet elke organisator heeft het budget. We kunnen ook gewoon met ons vijf spelen.
Dat seventiesgevoel is inderdaad aanwezig, maar we hoorden ook Britpop, pure singer-songwriter en zelfs een vleugje soul. Wie zijn jouw invloeden?
Britpop zit er inderdaad zeker in. En Nick Drake heeft me beïnvloed. Maar ook The Beach Boys, The Beatles, Soundgarden, Radiohead, Jeff Buckley… heel de muziekgeschiedenis eigenlijk.
Als je mijn lijstje bands bekijkt, zal je zien dat die allemaal een goede, melodieuze zanger hebben. Van Tom Waits vind ik alleen het debuut goed bijvoorbeeld en ook naar Leonard Cohen kan ik niet luisteren. Ik vind die stemmen gewoon te monotoon op den duur.
Jij bent zelf ook een goede zanger. Ben je klassiek geschoold?
Oh nee, ik heb leren zingen aan de school des levens (lacht). In mijn eerste bandjes moest ik vaak opboksen tegen muzikanten die veel te luid speelden en zo heb ik mijn eigen stem leren ontdekken.
Op deze plaat heeft Jasper Maekelberg, onze producer, mij trouwens aangemaand om ingehouden te zingen. Af en toe mocht ik wel eens uithalen, maar over het algemeen heb ik heel rustig gezongen. Alle franjes en bullshit moest ik achterwege laten, ten dienste van het nummer.
Er zijn al wat namen gevallen. Als je ze zou moeten rangschikken volgens belangrijkheid voor deze plaat wie staat er dan op 1? Jef Neve, Cedric Murrath, Jo Francken of Jasper Maekelberg?
Jo Francken deed enkel de mix. Jef Neve heeft op zich niets met de plaat te maken, al heb ik wel dankzij hem Jasper leren kennen. In een weekend in de Ardennen waarop wij beiden door Jef waren uitgenodigd, heb ik Jasper leren kennen als iemand die heel snel met de muziekprogramma’s op zijn computer van een demo een volwaardige song kon maken.
Cedric Murrath en ik hebben echt wel een duobaan gedaan met de strijkersarrangementen, maar Jasper zet ik toch op één. Ik had hem toen in de Ardennen al gevraagd omdat ik in hem de man zag die van de plaat iets hip en trendy kon maken. Uiteindelijk heeft hij het compleet tegenovergestelde gedaan van wat ik verwacht had.
Met Jasper Maekelberg als producer zou je inderdaad heel wat elektronica verwachten. Het tegendeel is waar. Wat zorgde ervoor dat jullie toch een klik hadden?
Ik was ook verbaasd over zijn aanpak, maar na twee dagen in de studio zei hij: “Jongens, ik heb het licht gezien. Zo moet het zijn: de band op zijn puurst, zoals hij hier in die goede oude ICP-studio klinkt, waar de lucht zwanger is van melancholie.”
Hij wilde dus een pure plaat maken waarin geen plaats was voor elektronica en beats. We hebben dan ook alle nummers live ingespeeld. Alleen de zang is later toegevoegd. Het laatste nummer, een nieuwe versie van onze oude single Dance The Night Away is zelfs in één take, daar ter plaatse opgenomen met de hele band.
Op die manier zijn er van de twintig nummers maar tien op de plaat beland (en gelukkig maar). Jasper heeft de songs gekozen die het best bij de sfeer pasten die hij voor ogen had. Ik vind het heel knap dat hij die lijn heeft uitgezet.
Achteraf heb ik wel even gevloekt, toen we een single moesten kiezen, want daar was Jasper totaal niet mee bezig geweest. Hij wou een zo coherent mogelijke plaat maken en dacht daarbij niet aan hitsucces. Toen we dan met Anyone aanklopten bij de radio en die niet toehapte, hebben we wel even geslikt. Gelukkig sloeg die in Nederland wel goed aan en plots kwamen we met Grow terecht op een heel grote playlist op Spotify en kregen we ineens luisteraars in Amerika en Australië. We hadden vooraf niet ingeschat dat streaming ondertussen zo belangrijk was geworden.
Je vergaarde als zanger van Hooverphonic al heel wat adelbrieven en toch komen jullie uit op het relatief kleine label Starman Records. Vanwaar die keuze?
Kijk, ik ben ambitieus en ik ben dan ook meteen eerst naar de grote jongens gestapt waar ook Hooverphonic onderdak vond. Maar dat heeft ons veel tijd gekost. Eer je bij de man komt die de definitieve beslissing neemt, ben je heel wat maanden verder. Bij Felix Huybrechts van Starman Records voelden we wel meteen enthousiasme. En dat was verfrissend. Bij hem behouden we enerzijds de vrijheid en worden we toch goed ondersteund.
Nog iets over het artwork. Dat pilootboekje met de lyrics is heel mooi en de cover springt ook erg in het oog. Die houdt het midden tussen een tekening uit een stripverhaal en een schilderij van Gauguin. Wat is het verhaal?
Stijn Felix (Jan Swerts) heeft het artwork gedaan. Hij maakte drie schilderijen die het verhaal van de ‘Gentle Intruder’ en de Slow Pilot vertellen. Hij crasht met zijn vliegtuig boven een paradijslijk gebied, daalt af met zijn parachute, maar blijft enkele meter boven het idyllische, paradijselijke meertje hangen. Op de achterkant zie je dan dat hij er het leven bij ingeschoten heeft en is opgegaan in de natuur. Er groeien planten uit zijn vliegenierspak.
Behoorlijk donker verhaal zeg! Dat herken ik niet in het nummer Gentle Intruder.
Nee, de song en het verhaal van de plaat zijn twee verschillende dingen. Het verhaal van het artwork geeft gewoon mooi de feel van de plaat weer en heeft net als de plaat zelf een zonnige en een donkere kant. Gentle Intruder is wel het zwaartepunt van de plaat, maar er zit geen rode draad doorheen alle songs. Die zijn overigens ook een verzameling die over een aantal jaren heen vorm kreeg. Het titelnummer is wel belangrijk. Alles zit daarin: een stukje singer-songwriter, de band die er bij komt, de strijkers… noem maar op.
Dat nummer is trouwens een overblijfsel van mijn deelname aan 'De Beste Singer-Songwriter van Vlaanderen'. Op een bepaald moment moesten we daarin een Nederlandstalig nummer schrijven. Ik schreef toen een heel persoonlijk nummer (Veilige Haven) over hoe ik relatieve rust had gevonden bij mijn vriendin. Ik vond het goed genoeg om er verder mee aan de slag te gaan en uiteindelijk is dat dit nummer geworden.
Zo paradijslijk als op de hoes is de wereld niet. Tegenwoordig lijkt de protestsong zelfs opnieuw ingang te vinden, voel jij soms de nood om in je muziek te reageren tegen al wat je ziet gebeuren in de wereld?
Sommige dingen raken me wel. Ik heb een nieuw nummer dat voorlopig Exodus heet. Ik schreef het vorig jaar in het kader van het Special Art Festival dat we in de Casino organiseerden samen met Walrus. Een van de vluchtelingen die in Sint-Niklaas in een opvangcentrum zat, had een gedicht geschreven over zijn tocht van Syrië naar hier. Die tekst inspireerde mij tot dat nummer, maar over het algemeen zou ik het heel hautain vinden om in mijn nummers De Grote Waarheid te prediken. Ik heb die niet in huis en ik denk dat zulke songs ook niet altijd een lange houdbaarheid hebben. Maar ik laat in mijn songs mijn licht wel eens schijnen over de mens en zijn neiging tot kortzichtigheid en bekrompenheid. Ik denk er soms wel het mijne van, maar ik wil niet arrogant overkomen.
Parade bijvoorbeeld gaat over de sterrenparade die ik op televisie zie voorbijtrekken in allerlei talentenshows die een shortcut naar de roem beloven. Maar er bestaat geen korte weg. Voor succes moet je hard werken, al is het ook hier weer niet zwart-wit. Er zijn uitzonderingen die in zulke programma’s toch worden opgepikt en nadien een mooie carrière uitbouwen. En met 'De Beste Singer-Songwriter' heb ik zelf ook aan een dergelijk programma meegedaan, dus…
In Black Widow bezweer je iemand om tevreden zijn met wat ze heeft. Ben jij een tevreden man?
Oh ja! Echt wel. Ik ben heel blij met mijn leven. Ik ben super gelukkig. Ik kan doen wat ik graag doe, heb een leuk gezin, een dak boven mijn hoofd. Ik ben een gezegend man en ik heb een mooie plaat uit waarmee ik kan gaan optreden, dus… me happy!
Deel in het geluk van Slow Pilot op 19 april in De Casino te Sint-Niklaas of op een van de volgende gelegenheden.
Lees hier de recensie over 'Gentle Intruder'.