Slow Pilot - In het buitenland wordt onze muziek meer gestreamd dan hier
Hoewel Pieter Peirsman bekendheid verwierf door zijn deelname aan de tv-wedstrijd 'De Beste Singer-Songwriter van Vlaanderen' (2013) én als zanger bij Hooverphonic, blijft zijn band Slow Pilot een goed bewaard geheim. De band maakt sferische popmuziek, maar niet voor de grote massa. Een wat moeilijke positie, maar de zin voor perfectie behoedt hem ervan plat op de buik te gaan voor makkelijk succes. Dat kunnen wij wel waarderen en daarom ploften we samen even neer in de zetel in de backstage van De Casino. Ook compagnon de route, Maarten Van Mieghem, de zelfverklaarde Thomas Dybdahl van het Waasland, schoof aan.
We pakken samen de lp-versie uit van het nieuwe album ‘Falling Off The Earth’ en bewonderen het goudkleurige vinyl en de prachtige foto’s. De sfeer is helemaal anders dan bij ‘Gentle Intruder’, de debuutplaat uit 2018, waar voor een tekening werd gekozen op de cover. De opvolger straalt klasse en kwaliteit uit en dat is ook de bedoeling. De band trekt de visuele visie en zin voor kwaliteit door in alles, inclusief de clip voor Giants die je hieronder kan bekijken. Maar eerst leggen we de twee mannen die sinds 2013 in de cockpit van Slow Pilot zitten op de rooster.
Er zit zes jaar tussen het vorige album ‘Gentle Intruder’ en deze plaat. In muziekjaren is dat erg veel. Hoe komt het?
Peirsman: Daar zijn verschillende redenen voor. Ten eerste ben ik geen snelschrijver, maar er was natuurlijk ook zoiets als de pandemie. Toen die voorbij was, werden we geconfronteerd met een serieuze bottleneck. Eerst moesten alle grote bands hun uitgestelde albums uitbrengen en toen moesten we iemand vinden die de plaat wilde uitbrengen:een booker, iemand die het art work kon leveren, enz. Toen dat allemaal gelukt was, werd er een hele planning opgesteld met vier of vijf vooruitgeschoven singles en nu pas komt de plaat uit, terwijl die dus al lang klaar was.
Van Mieghem: Zo gaat dat. Soms zit er tussen het moment dat je plaat klaar is en de releasedatum wel twee jaar. Eerst moet er online buzz gecreëerd worden en pas dan komt de effectieve release. Vroeger ging dat helemaal anders. Je bracht een plaat uit en daaruit werden dan singles getrokken, nu gaat het net andersom. En eens de plaat uit is, is het ook snel oud nieuws. Wij moeten het vooral hebben van afspeellijsten, meer dan van de radio, en het label had de timing wel goed bekeken. Ondertussen scoren we al maanden rond de vijfentwintigduizend luisteraars per maand.
Peirsman: Een van onze nummers, No Man Is An Island, werd door heel wat mensen meteen in hun Spotify-lijst gezet en dat hielp enorm. Dat blijft dagelijks nog scoren.
In zekere zin is deze plaat nog een pandemieproduct, niet?
Peirsman: Dat klopt. Heel wat nummers werden toen geschreven. Ik sta er niet altijd meer bij stil omdat een tekst altijd op verschillende manieren kan geïnterpreteerd worden en soms van betekenis verandert in de loop van de tijd, maar Get Used To This bijvoorbeeld heb ik op dag één van de lockdown geschreven, zo erg werd ik erdoor geraakt.
Ik zat thuis en “pling pling”, ik had dat nummer. Ook Fences is een goed voorbeeld. Het gaat over hoe weldenkende mensen plots in complotten begonnen te geloven, en toen hun mentale welzijn door de pandemie een deuk kreeg, dingen op sociale media postten die ze beter voor zichzelf hadden gehouden. Heel bevreemdend was dat. Ik schreef het nummer ’s nachts in een ziekenhuis toen ik daar fungeerde als nachtwaker. Of hoe een niet-inspirerende plek toch voor inspiratie zorgde.
Van Mieghem: (lachend) Die periode leverde ons ook heel wat geld op, eigenlijk. Pieter had veel tijd om uit te zoeken waarvoor we allemaal subsidies konden binnenhalen om deze plaat te maken. Dat was een geluk bij een ongeluk.
Is Slow Pilot nog altijd datzelfde groepje jeugdvrienden of is er daar wat veranderd?
Peirsman: Op de plaat eigenlijk wel, maar live spelen we in een andere bezetting. We hebben als kleinere band geen volgeboekte agenda met shows en dan is het met topmuzikanten als Laurens Billiet en Laurens Dierickx moeilijk om hen altijd mee te nemen. Zij hebben nog heel wat ander werk.
Van Mieghem: Gelukkig vinden we altijd wel een andere topper om in te springen, zoals vanavond in De Casino met Yannick De Clerck (Yevgueni, ex-Customs) en Alban Sarens (Porcelain id, Balthazar, Pascal Deweze,…). Dat verzamelen van muzikanten is bijna een job op zich.
Peirsman: We gaan ook voor niets minder dan voor toppers. Gelukkig heb ik Maarten hier die mij al heel vroeg kwam versterken nadat ik solo was gestart en hier in de foyer van De Casino net naast de hoofdvogel in De Lawijtstrijd van 2011 greep. Ook Sebastiaan Leye is er ondertussen al tien jaar bij. Hij speelt ook nog bij Delv!s, Noèmie Wolfs en Portland, maar wij waren toch wel de eerste band die hem een kans gaven nadat hij afstudeerde van PXL.
Van Mieghem: Hij werd ons aangebracht door Patrick Steenaerts, gitarist bij Yevgueni en lesgever aan PXL. Pieter wou een jonge wolf als gitarist en Patrick zei: “Hij is op alles gebuisd, maar het is de beste gitarist van allemaal.” We nodigden hem uit op een repetitie en hij maakte meteen indruk.
De plaat klinkt hecht en overtuigend en toch lijk je in de teksten vaak te twijfelen. Naast mij zit een twijfelaar?
Van Mieghem schiet spontaan in de lach.
Peirsman: Daar moet ik toch wat op letten, de volgende keer (lacht). Maarten zal het wel beamen. Mijn onzekerheid over bijvoorbeeld playlists is legendarisch binnen de band. Maar ter relativering en argument van de verdediging in deze zaak: niet alle teksten zijn autobiografisch. Ze gaan soms ook over de ervaringen van anderen.
Van Mieghem: Pieter heeft inderdaad de gave om te schrijven vanuit het perspectief van zichzelf, maar gebaseerd op de pijn van een ander. Hij doet dat zo goed dat ook wij niet altijd weten of een tekst over hemzelf gaat of niet. Dat is erg sterk.
Peirsman: Ik kreeg van iemand die de plaat voor het eerst hoorde weleens de vraag: “Gaat het, jongen?” (lacht) Ze is inderdaad hier en daar donker, maar er zit ook hoop in en er staan ook nummers over de liefde op als tegengif.
Van Mieghem: Nog een anekdote over hoe fel Pieter kan twijfelen wil ik je niet onthouden. We mochten eens een nummer van Buckley spelen op de Nederlandse radio en onderweg naar daar moesten we nog altijd beslissen welke song we zouden spelen. We waren met twee auto’s en vanuit de ene auto belden onze vrienden dan naar ons in het busje met de vraag: “Weten we nu al welk nummer het wordt?” (lacht). Pieter zei toen: “We zijn hier bijna de kogel door de kerk aan het schieten,” en die uitspraak is ondertussen een soort running gag geworden binnen de band.
Peirsman: Ja, maar we mochten maar twee en een halve minuut spelen en die nummers van Buckley duren allemaal veel langer. We moesten dus ook nog zien hoe we die konden inkorten zonder verlies aan kwaliteit. (N.v.d.r wat het uiteindelijk werd, ontdek je hier.)
Ondanks al je twijfels werkte je wel mooi samen met Robin Pecknold van Fleet Foxes en met de Schot Christopher Duncan, wat jullie dan weer airplay opleverde op BBC Schotland. En je versierde zelfs een interview met Radio Mosaïque FM in Tunesië. Hoe kom je bij al die internationale muziekmakers terecht?
Van Mieghem (droog): Pieter zijn internationale contacten zijn beter dan zijn inlandse. Onze muziek wordt in het buitenland ook meer gestreamd dan hier.
Peirsman: Ik ontdekte gewoon op een dag per toeval dat Pecknold een online cursus songschrijven organiseerde en schreef me ervoor in. Dat leverde me heel wat tips op. Ik dacht dat hij een gevoelsmens was – en dat is hij ook – maar hij weet ook perfect wat hij doet. Hij sprak over "C Mol negens", "F zevens" en diatonische toonladders en zo. In die zin is hij ook een voorbeeld voor mij. Hij heeft uiteraard talent, maar hij is er ook echt mee aan de slag gegaan.
We kregen van hem de opdracht om elke week een nummer te schrijven rond een bepaald thema of moeilijkheid. Onder andere Molecules heb ik toen geschreven. De opdracht was gebruik maken van “modal shifts”, dus verandering van toonaard binnen een nummer, iets wat Radiohead ook vaak doet. Ik ben echt fier op het resultaat.
C Duncan was voor No Man Is An Island niet eens eerste keuze, maar ik dacht: waarom niet hoog mikken? Hij is echt een idool voor mij en ik dacht dat hij onbereikbaar was, maar toen ik hem mijn versie van het nummer doorstuurde was hij meteen enthousiast om mee te werken. Wat hij terugstuurde was van zo’n hoog niveau dat ik echt flabbergasted was. Hij is werkelijk de “master of harmony”! In plaats van gewoon zijn zanglijn op te nemen, zette hij er ook nog tien lagen harmonieuze koorzang bovenop.
Van Mieghem: Hij is ook klassiek arrangeur. Hij gebruikt zijn stem ook soms als synthesizer of zo. Hij speelt ook gitaar en is klassiek geschoold zanger. Het is niet voor niets dat hij genomineerd werd voor een Mercury Prize voor zijn debuut ‘Architect’.
Peirsman: Toen we dat nummer hadden was ik gerust. De rest van de plaat zou ook wel in orde komen.
De plaat opent met leadsingle Giants, meteen een van dé of misschien wel hét hoogtepunt van de plaat. Een bewuste keuze?
Peirsman: Toen ik jong was, zou zo’n nummer inderdaad ergens in het midden gestaan hebben, maar op streamingdiensten moet je tegenwoordig meteen de aandacht trekken. Je ziet dat overal: de eerste nummers worden het vaakst beluisterd. Ik vind bijvoorbeeld zelf This Might Take A Little While een prachtnummer, maar ik weet nu al dat het minder beluisterd zal worden. Ik wou zeker zijn dat zoveel mogelijk mensen Giants hadden gehoord, vandaar. De rest is wel mooi opgebouwd als een echte plaat.
Van Mieghem: Het is inderdaad een kwestie van statistieken. Op een vinyl had het anders gekund. Niemand legt een plaat op en staat dan na twee nummers weer recht om ze af te zetten. Allez, dat hopen wij toch (lacht). Mensen ontdekken nu artiesten via playlists. Als je nummer hen daar opvalt, gaan ze hopelijk verder luisteren.
Ook al ben je veel te laat geboren, toch hangt er een eightiespopvibe over de plaat. De gitaarlijn van What You Gonna Do doet zelfs wat denken aan Johnny & Mary van Robert Palmer.
Peirsman: Dat is de inbreng van onze producer Luuk Cox (Shameboy). In dat nummer is dat gevoel inderdaad erg aanwezig, al zitten die twee akkoorden ook in Twin Peaks en heeft het ook wel naast As It Was van Harry Styles gelegen. Maar dat is pure pop. Wat wij doen heeft toch een randje.
Van Mieghem: Het is meer contemplatief, melancholisch en donker. Het is ook wel een knipoog naar Future Islands, maar die refereren ook wel naar de eighties. Wat ik er vooral tof aan vind, is dat Pieter er wat dieper op zingt. Hij heeft een geweldige falsetstem uiteraard, maar hier komt zijn innerlijke Richard Hawley naar boven. Dat vind ik tegenover de vorige plaat een belangrijke evolutie. Zijn timbre in de lagere regionen is ook geweldig.
Peirsman: De eerste demo klonk als iets van The Killers, volledig over de top. Maar zoals het nu klinkt is het veel beter, wat meer onderkoeld. De opmerking over mijn stemgebruik had ik ook al gekregen en meegenomen van bij Hooverphonic. Ik zong Sometimes wel eens in een croonerversie en ik kreeg daar geweldig goede reacties op.
Op de nieuwe plaat staat de band veel meer in dienste van mijn stem. Ook dat is de verdienste van Luuk. Hij wou mijn stem centraal zetten.
Van Mieghem: (monkelend) Pieter begint ook stilaan te accepteren dat hij niet per se een stadionzanger moet zijn.
Op de cover zien we jou vallen of net leviterend. Welke van de twee is het?
Peirsman: Dat mogen de fans zelf invullen, maar ik vond het wel leuk om te spelen met de titel van de plaat, die overigens bedacht is door Maarten, net zoals vorige keer.
Van Mieghem: Iemand maakte al de associatie met David Copperfield…
Peirsman: Je kan het inderdaad op twee manieren zien. “Falling off the earth” kan je letterlijk nemen, maar kan ook verwijzen naar de connectie tussen twee mensen die je naar de zevende hemel brengt.
Van Mieghem: Het is hoe dan ook een sterk beeld.
In het dankwoord, dank je iedereen die gelooft dat je muziek de wereld een beetje lichter kleurt. Is dat de ultieme betrachting?
Peirsman: Zeker één van de betrachtingen ja. Ik wil minstens iets van emotie opwekken. Mensen even verlossen van hun aardse beslommeringen. “Falling off the earth” dus.
Van Mieghem: Deze plaat is zeker een album dat je moet opzetten om veertig minuten met niets anders bezig te zijn. Er zit heel veel in en als je de moeite doet, ontdek je heel veel lagen. Zelf hebben we dat ook. We zijn met die tracks al honderden keren bezig geweest en elke keer ontdek ik nog iets waarvan ik denk: fok man! Ik geraak ze niet beu.
Het verslag van de albumrelease show in De Casino lees je hier.
Foto's bij dit interview: Lieven Dirckx