Luka Bloom - Ik ben een goudzoeker

Ik ben een goudzoeker

Dankzij Zoom zaten we deze week plots in de keuken van Luka Bloom. Hij helemaal aan de verste kant van het groene Ierland, wij ergens in de volledig dichtbebouwde driehoek Antwerpen-Brussel-Gent. Maar toch werd het gezellig. Bloom heeft dan ook wat te vieren. Neem dus een stoel en schuif mee aan voor dit lange, maar interessante gesprek.

Eerst en vooral: gelukkige zesenzestigste verjaardag! Is het een speciale verjaardag voor je?

Luka Bloom: Heel speciaal! Ik mag nu officieel met pensioen en tot het eind van mijn bestaan krijg ik ongeveer achthonderd euro per maand zonder een klap te doen. Ik moet alleen blijven ademen (grijnst). Ik ben van plan mijn deel van het contract nog lang te vervullen.

Muzikanten gaan natuurlijk niet met pensioen. Meestal worden ze ergens dood gevonden in één of ander hotel. Ook ik stop uiteraard niet met musiceren. Ik kan niet wachten tot ik terug kan gaan touren. Ik weet niet of je het hebt gemerkt, maar ik heb geen enkele livestream gedaan. Ik brand dus van verlangen om terug te keren naar die prachtige zalen als De Roma, Het Depot, de Handelsbeurs,… jullie hebben er zoveel en ook zoveel mooie festivals! Het is er altijd zalig spelen.

Het is eigenlijk wel vreemd dat je geen online shows speelde, want je bracht wel een album uit vorig jaar: ‘Bittersweet Crimson’.

Nee, alle platenwinkels waren toe, dus heb ik geen promotie gevoerd. Ik wou het eerst echt wel proberen, maar dan moest er een leugen in mijn hoofd nestelen en die leugen is: het is normaal voor mij om te spelen voor vijfhonderd mensen vanuit mijn keuken. Ik raakte echt niet gewend aan dat idee. Het lukte niet en uiteindelijk besloot ik om te wachten tot ik echt weer live kon gaan spelen. De magie tijdens live shows is zo belangrijk voor mij en zo kostbaar.

En ja, het was wel een gok, want als je die online shows doet, zou het kunnen dat je fans ook zoiets hebben van: ik kan niet wachten tot hij terug naar een zaal komt. Maar ik dacht: als ik het niet doe, wordt de honger misschien nog wel groter. Ik had elke week live kunnen spelen vanuit mijn keuken, zelfs elke avond, maar niet dus. En ondertussen heb ik, net als velen, mijn eerste vaccinatie gekregen en hoop ik dit najaar weer naar België te kunnen komen zoals gepland.

Je brengt nu wel ter gelegenheid van je verjaardag drie fysieke albums tegelijk uit als één pakket: ‘Live At The Roma’, ‘Bittersweet Crimson’ en een nieuwe plaat, ‘Out Of The Blue’.

Inderdaad. Zoals ik vorig jaar al vertelde, was die live plaat ook voor mij een verrassing. Toen was ik wel al bezig met de opnames van ‘Bittersweet Crimson’ en middenin die opnames kwam dan de lockdown. Ik maakte me toen al zorgen over hoe we die mooie plaat zouden kunnen promoten. De opnames waren zo magisch! Uiteindelijk hebben we maar één live show kunnen spelen en, zoals ik al zei, zag ik livestreams niet zitten.

Thuis zitten zingen maakte me zelfs verdrietig. Ik wou die plaat gaan promoten in Australië, in Amerika, overal in Europa en dat ging dus niet. Wat ik wel begon te doen, was gewoon een beetje op mijn gitaar spelen. Uiteindelijk leidde dat dus tot ‘Out Of The Blue’, een instrumentaal album.

En nu word ik dus zesenzestig, dus ik dacht: ik breng die drie platen samen uit als ‘The Lockdown Trilogy’.

Was het voor het eerst dat je een instrumentale plaat maakte?

Ja, mensen hebben me wel al jaren gevraagd wanneer ik dat eens zou doen, omdat er wel al eens één of twee instrumentale tracks op mijn albums stonden, maar ik vond mezelf niet zo’n geweldige gitarist. Ik dacht dat ik niet goed genoeg was om een volledige instrumentale plaat te maken.

Maar wat er gebeurde tijdens de lockdown was dat ik plots een heleboel tijd had. Meestal ben ik zeven maanden per jaar op tournee. Ik had iets nodig om mijn rusteloze geest te kalmeren. Toevallig had Steve Cooney, die wel een ongelooflijk straffe gitarist is, net een album uit met wondermooie, oude songs die oorspronkelijk op harp gespeeld waren (‘Ceol Ársa Cláirsí’ nvdr). En ik dacht: laat ik eens één van die oude traditionals proberen spelen. En dat had een heel kalmerend effect op mij. En toen dacht ik: misschien werkt dat ook wel voor andere mensen. Laat ik er een album mee maken.

Maakte je de plaat helemaal zelf?

Nee, normaal zou ik terug naar Windmill Lane gaan, waar we ‘Bittersweet Crimson’ opnamen en nog zoveel platen, maar door de lockdown mocht ik niet naar Dublin. Maar mijn vriend Jon O’ Connel woont niet ver van hier en hij speelde al staande bas op ‘Frúgalisto’ en ‘Bittersweet Crimson’ en hij ontwikkelde zich de laatste jaren meer en meer als producer. Wij hebben de plaat samen gemaakt, hier in deze keuken. Dat was wel spannend, want ik ben altijd heel perfectionistisch wat betreft de klank van mijn albums. Het was wel heel ontspannen om de songs op te nemen waar ik ze gecomponeerd had, maar ik was toch bang dat het niet goed zou klinken. Brian Masterson, de geluidstechnicus waar ik altijd mee werk, stelde me gerust. Hij stuurde me een paar microfoons en hij was er van overtuigd dat we daarmee een perfect klinkende plaat konden maken. En kijk, in twee dagen tijd waren alle songs ingeblikt.

Nadien speelde Jon er een ietsiepietsie elektrische gitaar op in en een beetje bas en dan vroegen we de geweldige, Ierse multi-instrumentaliste Susan O’Neill om er trompet aan toe te voegen. Zij is echt geweldig! Tot slot speelde onze vriend Adam Shapiro er ook viool op. En dat was het dan. Het is dus een minimalistische plaat. Ik wilde dat ze een heel ruimtelijk gevoel had. En zo is ze ook. Ze is heel toegankelijk en ik kreeg heel veel goede reacties.

Het is ook de enige plaat ooit, die ik zelf maakte en waar ik zelf graag naar luister. Ik luister nooit naar mijn andere platen. Als ik een album heb opgenomen, ben ik nog een paar weken erg enthousiast en dan is het klaar. Maar deze, daar luister ik echt graag naar. In de auto bijvoorbeeld. En het is niet dat ik dan denk: dat heb ik toch knap gedaan of zo. Het is gewoon een heel kalmerende, genezende plaat. Het is wel raar om het zelf te zeggen, maar zo voel ik het.

Je zei al dat je jezelf niet beschouwde als een begenadigd gitarist, maar je hebt toch over al die jaren een eigen stijl ontwikkeld. Hoe zou je die zelf beschrijven?

Dit is het perfecte moment voor deze vraag. Vroeger zou ik daar niets zinnigs over kunnen zeggen, maar nu heb ik er echt over nagedacht. Eigenlijk is alles wat ik speel verzonnen op het moment dat ik het speel. Ik heb geen gitaarleraar gehad, maar wel een heleboel inspirerende mensen om me heen. Niet alleen gitaarspelers, maar allerlei muzikanten. Traditionele folkmuzikanten, bluesmuzikanten, jazzmuzikanten, wereldmuziekmuzikanten,… Ze hebben allemaal invloed gehad op mijn spel. Maar ik zag mezelf dus inderdaad niet als een gitarist. De gitaar was daar om mezelf te begeleiden.

Sinds deze plaat ben ik er meer over beginnen nadenken. Mensen zegden me vaak dat ze mijn sound al herkennen van bij de eerste noot van een song op de radio, nog voor ik begin te zingen. Ze herkennen de gitaar. Ze herkennen haar klank. Dat is geweldig. Ik speel soms Spaanse gitaar, soms eentje met stalen snaren en soms speel ik hard en agressief en dan weer heel ingetogen, delicaat en kwestbaar. Mijn gitaar is het verlengstuk van mijn emoties. En wat er dus speciaal is aan mijn gitaarspel, is niet dat ik geweldig technisch onderlegd ben, maar dat ik wel goed ben in het herkennen welke noot er dient gespeeld te worden op een bepaald moment en hoe die noot moet klinken.

Ik ben een goudzoeker. Als ik iets emotioneels in klank wil uitdrukken, blijf ik graven in de bergwand tot ik dat minuscule goudklompje vind van drie of vier noten. En uiteindelijk krijg je dan een song als Exploring The Blue dat mensen al herkennen van bij de introductie. Ik schreef het in 1991, exact dertig jaar geleden. Ik speel het op elke show, maar ik raak het zelf nooit beu, ook al speel ik het altijd op dezelfde manier. Ik verander er geen noot aan. En elke keer dat ik het speel, vind ik iets nieuws in mezelf. Mensen denken dat ik het speel om het publiek te plezieren, maar ik doe het vooral voor mezelf. Ik word er zo gelukkig van om elke keer weer die noten te ontmoeten. Ik kan dus de emotionele kracht van een sequentie van noten herkennen, ze leren spelen, ze in een bepaalde stemming spelen en dan nooit meer veranderen.

Je vond zo al een heleboel goudklompjes, maar waarschijnlijk ben je er desondanks niet stinkend rijk van geworden.

Dat is ok. Ik voel me een rijk man, omringd door deze noten. Het zijn geen “euronoten”, maar “muzieknoten” en dat is goed zo.

Het klopt wel wat je zegt, dat je een heel herkenbare sound hebt. Zelfs de traditionals op de plaat klinken als echte Luka Bloomsongs.

Ik wou nooit een traditionele Ierse gitarist worden. Ik ken hen en ik weet dat ik niet tot aan hun enkels kom. Steve Cooney is mijn held, maar het zou belachelijk zijn om te proberen als hem te klinken. Cooney is Cooney sinds de voorbije zestig jaar en hij is fantastisch, maar de wereld heeft geen nood aan een copy-cat. Maar hij heeft me wel zijn zegen gegeven. Ik vertelde hem dat ik Bridget Cruise had leren spelen en dat ik het op mijn volgende album wou zetten. Hij zei: ga ervoor!

En dat was het geschenk dat covid me gaf. Mocht 2020 het jaar geweest zijn dat ik in gedachten had, zou er van ‘Out Of The Blue’ geen sprake geweest zijn. Ik zou op tournee gegaan zijn. Nu had ik tijd, tijd om een song als Bridget Cruise te kiezen, er naar te luisteren dagen na elkaar. En het te proberen spelen en te voelen: verdomme ik kan het niet, maar toch blijven proberen. En dan lukte het wel, ik kon de noten spelen, maar… ik voelde ze nog niet. En dan na een week of twee vloeide het plots uit me. Het was alsof ik een nieuwe taal had geleerd. Ik speelde het, niet als Steve maar als mezelf en dat gaf me de moed en de kracht om er nog een paar bij te doen.

Ik leerde Aisling Geal, een heel oude traditional, spelen. Ik kende het al veertig jaar in verschillende versies: op piano, op fluit, nog nooit eerder op gitaar en dat was een grote uitdaging. Om het gevoel van dat erg diepzinnige lied te vinden op mijn gitaar, zonder woorden. Dat was waarschijnlijk het moeilijkste dat ik heb gedaan vorig jaar. Dat was mijn Mount Everest, mijn marathon.

Je sport… Je hebt er nog een tune aangeplakt met die naam.

Ja, Spórt is een andere tune van een andere Ierse gigant: Paddy O’ Riada. Niemand heeft ooit die twee tunes verbonden. Ze zijn ook totaal verschillend. Het ene is tweehonderd jaar oud en het andere heeft O’Riada ongeveer twintig jaar geleden geschreven, maar toen ik de manier waarop ik Aisling Geal speelde goed genoeg bleek te vinden, ging er een raam open en zag ik vele mogelijkheden. Als ik Aisling Geal recht aan kon doen, kon ik alles aan.

En zo werd de plaat mijn meest pijnloze project ooit. Eigenlijk voelde ik me plots terug als mijn veertienjarige zelf, gezeten op de rand van mijn bed met een gitaar, trachtend het instrument onder de knie te krijgen. Het voelde zo vertrouwd aan en tegelijk was het zo opwindend om iets nieuws te leren. Zonder covid zou ik nooit het geduld hebben kunnen opbrengen om deze plaat te maken. ‘Out Of The Blue’ is het geschenk dat covid voor mij in petto had. En gelukkig werd ik niet ziek, maar ik kreeg wel de tijd en het geduld om deze plaat te maken.

Naast die traditionals staan er ook composities op van jezelf. Waar vond je inspiratie in een saaie periode als de lockdown?

Oh, maar er gebeurde van alles hoor, vooral in mezelf dan en onder de oppervlakte. Er was amper activiteit, maar in juli 2020 overleden twee van mijn dierbare vrienden. Geen van hen aan covid, maar door de pandemie kon ik geen afscheid van hen nemen. Toen ze in het ziekenhuis lagen, mocht ik hen niet bezoeken en toen ze waren overleden, mocht ik niet naar de begrafenis. En het waren twee mensen die me zeer nauw aan het hart lagen. En zij hielden ook van mij. Met één van hen sprak ik elke dag tot de laatste dag.

Ik was heel verdrietig en ook al was het stralend zomerweer en kon ik zwemmen in de zee, toch voelde ik me erg leeg. Ik kon mijn familie niet zien, ik kon mijn vrienden niet bezoeken, ik voelde me verschrikkelijk eenzaam. Iedereen zal dat wel gevoeld hebben. Dat gevoel leidde tot de albumopener I Hear You.

Het was een heel bijzondere ervaring om een nummer te combineren dat startte vanuit een emotie zonder tekst te gebruiken. Ik wist hoe de opbouw van de plaat moest worden. Ik wilde geen hoogtepunten en geen rustpunten. Het moest kabbelen. Je moet er overal naar kunnen luisteren. De meeste nummers - ook de traditionals - hebben een polsslag, een soort hartenklop en dat was ook de bedoeling.

Texas Bay, kreeg die naam dankzij mijn bewondering voor Ry Cooder. Hij maakte ooit een geweldige soundtrack bij de film ‘Paris Texas’. Ik woon dicht bij Liscannor Bay en toen ik dat nummer had geschreven, hoorde ik er een klein element in van de muziek van Ry Cooder. Vandaar dat ik het Texas Bay doopte. Een beetje Ry, een beetje Luka.

De titeltrack is er eigenlijk gekomen door ECM, het Duitse platenlabel. Dat is mijn favoriete label. Ze hebben nooit hitalbums. De artiesten op dat label zijn geen internationale popartiesten, maar wel geweldige muzikanten. De baas verzamelt ze zelf, mensen als Keith Jarrett en andere jazzmuzikanten. Sommige van hun platen zijn echt van een andere planeet. Zo van die vreemde, Scandinavische muziek, daar hou ik van. Maar er zitten ook artiesten uit Griekenland bij en van Noord-Afrika en ze brengen van die geweldige samenwerkingen uit. In Out Of The Blue zit een beetje van die muziek. Het is een gitaartrack, maar hij werd geïnspireerd door allerlei muzikanten en andere instrumenten. Er zit een zweem Mediterraans in.

Nadat ik die Ierse tradionals had gedaan en ik tegelijk inzag dat ik nog wel een tijdje vast zou zitten en me almachtig voelde, durfde ik het aan om het avontuur op te zoeken in de muziek die me al jaren inspireert.

Als ik je zo bezig hoor - en ik volg je ook al jaren - krijg ik het gevoel dat je steeds tederder bent geworden. Toen je jonger was, zat er nog veel humor in je muziek. Live is er nog altijd tijd voor een lach, maar je albums werden tederder. Voel je dat zelf ook zo?

(aarzelend) Het leven is een interessante reis. Tussen 1987, het jaar dat ik naar New York ging en… 2003 was ik wellicht muzikaal agressiever, misschien zelfs als mens: heel gedreven en ambitieus. Als ik nu terugkijk naar een clip als die van Delirious, vind ik die belachelijk. Ook de song is zo ridicuul. Ik kan het nu gewoon niet meer spelen. Het zou ook maar een beetje triest zijn om als zesenzestigjarige nog de jonge rocker te willen uithangen. Ik ben niet meer dezelfde persoon als toen. Het lijkt wel iets van een ander leven. Ik heb op sommige momenten wel geprobeerd om diezelfde energie te recreëren, maar uiteindelijk vond ik het resultaat eerder grappig dan geslaagd.

Toen ik deze morgen bij de kapper zat, zag ik op de vloer alleen maar zilver. Het lichaam liegt niet. Ik weet niet of ik liever ben geworden - ik hoop het wel - maar het belangrijkste is dat ik heb leren aanvaarden dat het is wat het is. Ik zag onlangs een interview met Jane Fonda. Ik was en ben een gigantische fan van de actrice, maar iemand moet haar ooit overhaald hebben om van alles in haar gezicht te spuiten om er toch maar jong uit te zien. Ze is nu amper herkenbaar en ik vind het mooier dat je het leven neemt op haar voorwaarden.

‘Out Of The Blue’ is misschien geen geweldig opwindend album, als je er naar luistert, maar het was een ongelooflijk avontuur voor mij. Ik had nooit gedacht dat ik zoiets kon. Het is verschillend van alles wat ik ooit maakte en dat vertelt me dat ik nog altijd groei en evolueer. En daar komt het leven op neer.

En toch, op het live album zeg je: “A little silliness is important.”

Jazeker, maar 2020 was geen grappig jaar. Ik hoop dat er volgend jaar weer wat te lachen valt, maar het afgelopen jaar was, als ik eerlijk ben, een jaar vol kwetsbaarheid. Er stierven te veel mensen, te veel mensen raakten hun job kwijt, werden op straat gezet, zagen hun relatie stranden door de opbouwende spanningen. Ik was niet in de stemming voor vrolijke deuntjes.

Dat kunnen we ons voorstellen, maar luisterend naar ‘Out Of The Blue’ zou je bijna zweren dat je de rust en kalmte, die kwamen met de lockdown, zal missen.

Oh nee! Toen ik mijn vaccinatie had gekregen, voelde ik me als een kind zo vrolijk. Ik sprong bijna in het rond van vreugde. Ja, ik ben wel tevreden met mijn leven hier. Ik hang aan de telefoon met mijn vrienden en familie, ik zwem in de zee, ik speel op mijn gitaar, ik fiets hier rond in de buurt, maar ik koos destijds voor een muzikantenbestaan. En dat betekent dat ik in mijn auto wil stappen, naar Dublin rijden om daar het vliegtuig te nemen en dan naar Brussel te vliegen om in België te spelen en van daaruit naar de rest van de wereld, waar men mij maar wil zien spelen.

Ik koos het niet om te kunnen zingen in een webcam. Dat is mijn leven niet. Mijn leven speelt zich af in geweldige zalen als De Roma of Het Depot of op festivals als Labadoux. Daar is het ook dat mijn songs echt tot leven komen. Ik was geboekt in Labadoux voor 2020 en 2021. Het ging niet door, maar de editie van 2022 staat in mijn agenda: Labadoux is what I want to do!

Voor amper 50 euro kunnen de drie albums van Luka Bloom van jou zijn. Bestellen kan hier. Je vindt er ook alle live data van de Belgisch-Nederlandse tournee van Luka Bloom die start op 31 oktober 2021 in het CC te Evergem.

foto: Christy Mcnamara

23 mei 2021
Marc Alenus