KID. - De imperfectie van een ingespeeld instrument wint het van elke plug-in
Terry Beks, alias KID., was de meester aan de knoppen van het album 'Analogue Humans' dat als rustige, ambient soundtrack diende voor de gelijknamige film. Als voorproefje voor de live shows en expo doet Beks uit de doeken hoe het album tot stand kwam en wat er precies schuilt achter die warme, bedachtzame verzameling van analoge digitalisatie.
Wat waren je voornaamste invloeden voor de algemene toon, instrumentatie en klankkleuren van het album?
Terry Beks: Ik denk vooral het instrumentarium dat ik in de studio voorhanden had: de analoge "gear" in combinatie met de computer. Hoewel ik er wel voor waakte om de computer te gebruiken als opnametool, niet zozeer als instrument.
Het album is over het algemeen rustig, voelt vaak zelfs als ambient aan. Was het een expliciete keuze om niet richting de zwaardere (elektronische) muziek te gaan?
Dat was inderdaad een bewuste keuze. We combineren beeld en klank. Dus je krijgt al heel veel informatie binnen bij het kijken naar de film. Zware muziek zou hier niet echt op zijn plaats zijn, omdat het thema op zich al kritisch benaderd wordt. Het hoeft ook niet aan te voelen als een drama of zo. De muziek staat meestal in functie van de beelden. Dan kom je al sneller uit bij sferische nummers. Ik luister zelf wel graag naar ambient, vooral als de veranderingen binnen bepaalde soundscapes zo subtiel gebeuren dat je het niet in de gaten hebt. Misschien is het dat wat je hier en daar terughoort in de muziek.
De klankkleur van veel van de synthesizers voelt heel warm, analoog aan, alsof ze samen willen vloeien met de akoestische instrumenten. Wat was de bedoeling daarvan?
Ze voelen zo aan omdat het analoge synths zijn. Soms lichtjes "out of tune" zelfs. En dat bepaalt mee het gevoel van imperfectie. Als je alleen vanuit de computer zou werken, met plug- ins, krijg je in de eerste plaats een andere manier van werken. Ik bespeel en manipuleer graag synthesizers ter plekke. Je creëert meer spontane klanken in het moment. Natuurlijk klinkt dat niet altijd juist vanaf de eerste take, maar het spelplezier is voor mij groter door gebruik te maken van analoge instrumenten. De Yamaha CS15D en Juno 60 zijn vaak te horen op de plaat, zo’n Hammond Regent-meubel heb ik veel gebruikt en voor drums de Roland TR-707.
Digitale en analoog klinkende geluiden vloeien doorheen het album constant door elkaar, vaak over bedjes van "crispy", rijke geluiden, die overal om je heen dwarrelen. Gebruikte je bepaalde technieken om klanken al naargelang “organischer” of “digitaler” te doen aanvoelen?
Ik gebruik geen technisch doordachte technieken maar besteed wel veel tijd aan het zoeken naar de juiste klank. Die mag niet "clean" zijn. Er moet een roestig randje aan zitten. De meeste opnames - zowel de drums als de synths - passeerden langs een Echoplex echo chamber. Dat geeft meer diepte aan de klank vanwege de analoge tape delay.
Je maakt ook gebruik van een brede keur aan instrumenten: van synths tot saxofoon. Hebben ze allemaal een specifieke plaats in het spectrum analoog versus digitaal?
Het was gewoon leuk om die combinatie te maken. Ik had ervoor kunnen kiezen om de contrabas van de computer te gebruiken, maar opnieuw, de imperfectie en dynamiek, die ontstaat als iets door een persoon wordt ingespeeld, verkies ik met plezier boven het finetunen en "humanizen" van midi-blokjes.
De muziek hoort bij een arthousefilm. Wat was de plaats van de muziek in het creatieproces? Werd je er bijvoorbeeld heel vroeg bij geroepen als inspiratiebron voor de visuals of was het bijna dat je de storyboards kreeg en de muziek bij de film deed passen?
Het werkte in twee richtingen. Het was één grote samenwerking. Kim Vreys en ik hebben de film gemaakt met behulp van visuele artiesten zoals Rob Walbers, (video)kunstenaars en muzikanten. Ik had meestal de muziek al klaar en van daaruit hebben we ideeën en beelden verder uitgewerkt. Sommige scenario's zijn echt pas na de muziek gekomen. Vrij atypisch, maar alles is heel organisch gegroeid. Het docugedeelte in de film kreeg pas achteraf de muziek mee, omdat je dan kan inspelen op het ritme van wat er gezegd wordt. De oorspronkelijke nummers zijn hier en daar ietwat gestript nadat we de beelden hebben toegevoegd om geen "overkill" aan informatie te krijgen.
Hoe zie je, vanuit het perspectief als muzikant, de digitalisatie de muziekindustrie beïnvloeden? En voel je die evolutie vooral als positief of negatief aan?
Die vraag komt voor een groot deel aan bod in de film. We hebben bijvoorbeeld aan de meewerkende muzikanten gevraagd hoe het voor hen voelt om plots via sociale media aan zelfpromotie te doen. Dat was één van de vele veranderingen die de opkomst van het digitale met zich mee heeft gebracht. De afstand en het mystieke, dat voorheen rond een artiest hing, werd vervangen door persoonlijke berichten, wat van de artiest plots een humaan wezen maakte. Als fan zag ik soms artiesten berichten plaatsen die nog weinig met de muziek te maken hadden. En daar had ik, zoals zovelen, mijn vraagtekens bij. Ik betreur ook al die cijfertjes die overal bij staan: de likes, de plays. Dat soort kronkels werd de basis om de film te maken en een herkenbare momentopname te schetsen van een analoog naar een digitaal tijdperk. Ik wil niet zeggen dat het vroeger beter was, maar het was wel, euh... anders. Ondertussen zijn we dat gewoon en door het maken van de film en het er met anderen over te hebben kan ik het allemaal wel plaatsen in de tijdgeest, maar het blijft een keuze die je maakt als artiest hoe je hierin meegaat.
Er komen ook live shows aan. Hoe vertaal je als artiest een album over de digitale wereld naar een expliciet non-digitaal format als een live show?
Het album is een soundtrack bij de film. De film met bijhorende expo is in dit geval de "show" die je kan komen zien.
‘Analogue Humans’ wordt nog vertoond op 18 en 19 april in Roxy Palace in Rumst. Tickets via www.roxypalace.be. Het album is verkrijgbaar via WERF records.
Foto: Rob Walbers