KID. - Analogue Humans
W.E.R.F.
In een wereld waar alles digitaal lijkt te moeten worden, tot op het punt waar we ons afvragen wanneer we ons brein naar de cloud gaan moeten uploaden, past een plaat als ‘Analogue Humans’ perfect. De plaat dient als soundtrack voor een arthousefilm die de overgang van analoog naar digitaal in beeld brengt. De soundscape van het album bestaat vooral uit de abstracte, onnatuurlijke tonen van synthesizers, die samenvloeien met warme, aardse tonen zoals akoestische gitaren en saxofoon. Een goede scheut lo-fi, die het geheel intiem houdt, en het plaatje is compleet. Het vormt een soundscape die zowel herkenbaar en menselijk als psychedelisch en dissociatief klinkt.
Terry Beks, alias KID. is de meester van dienst. Van zijn hand komen alle muziek en tekst. Verder koos hij zorgvuldig voor een selectie artiesten die bij de nummers passen. Dat zien we meteen al bij gelijknamige single en albumopener Analogue Humans. Eerst wordt de soundscape langzaam opgebouwd met een hartslag en warme, “analoog” aanvoelende synthesizers. Dan komt Chantal Acda’s stem in de mix en is het alsof de akoestische wereld terug mag meedoen. Heldere gitaren mengen zich als tegenpool voor de synths en Stef Camil Carlens voegt zich bij de zangpartijen voor een zacht vocaal duet op een bedje van kalme, met lo-fi invloeden doordrenkte instrumentatie. Alles blijft heel warm en rustig, zelfs de inorganisch tikkende percussie of een plots voorbijglijdende synth-arpeggio kan de samenhang van analoog en digitaal niet verbreken. Het lied flirt daarmee met de grens van wat menselijk en wat digitaal aanvoelt, door het allebei een beetje te zijn. Op exact de juiste manier.
In opvolger How I Stopped Stopping vertelt Rudy Trouvé met naar Monty Python neigende droge humor over hoe met letterlijk alles stoppen pas echte bevrijding is. Het had zo een - weliswaar satirische - influencervideo kunnen zijn. De mood is weer kalm, intiem, en de toon lijkt gezet voor de rest van het album.
En dan begint A+. Van bij de eerste maat valt het verschil in energie op. De synths, die ons nu tegemoet komen, neigen naar jazzy vibes. Ze staan klaar om te bewegen, te dansen. En dan valt saxofonist Nathan Daems in met een heerlijk speelse lead. Zijn melodie vloeit perfect samen met de rest van de muziek tot een soort Midden-Oosterse beat, waarbij we ons zo in de woestijn wanen.
Na dit uitstapje voert Julany je mee op een zee van warme, trage ambient, waarin Joy Adegoke op aanstekelijke wijze uitlegt wat allemaal analoog en digitaal is. Passend voor de ambient soundscape vloeit het moeiteloos over in Dragon Fruits Are Real, waarin zowaar een viool komt kijken, met dank aan Buni Lenski.
(Higher) Heights gaat weer tegen de algemene teneur in, wanneer Beks' voorliefde voor dub komt kijken. De combinatie met de vocals van Jamaïcaan Donai Singleton zorgen voor een heerlijk wiegende track die zich in je oor wurmt. Zeker een absolute topper van het album. Cover Me komt dan weer zwaarder over. Met hevigere synths met chaotische, atypische percussieve elementen, die doen denken aan de hyperpop van Björk en co. De luisteraar wordt meegetrokken in de digitale wereld, geleid door de spookachtige vocals van TOUR, alias Stijn Segers. Zijn stem komt terug in albumafsluiter Manic Colors, een broeierige, psychedelische track waarin de synths knisperen, zoemen en brommen. Stem en lied worden uitgerokken en vervormd totdat alle notie van menselijkheid wegvalt en er enkel onaards tikkende, chaotisch trillende en abstract gonzende klanken overblijven. Een metafoor van wat er van de menselijkheid, overblijft als we ons overgeven aan het digitale? Wie weet. Daartussen zit nog Comedy Divine, waarin je, begeleid door de stem van Kris Dane, nog even uit je lichaam kunt treden in een dissociatieve, esoterische track over de nepheid van online profielen en filters.
Het album hangt toongewijs heel sterk samen. Alle nummers, zelfs uitschieters met iets meer of minder energie, dragen dezelfde warme, sterk op lo-fi geïnspireerde rust. De vele synthesizers, die de klank van het album bepalen, klinken uniek, goed en zijn stuk voor stuk perfect hoorbaar in de mix. Ook voor fans van conceptuele albums, die één lange, transformerende song zouden kunnen zijn, is dit zeker een aanrader.
Aan de andere kant heeft die uniformiteit ook nadelen. Het voelt alsof er een enorme kans is gemist om een groter scala aan tonen uit te zoeken. Hoe zou een lied met diepe, dreigende synths of rebelse gitaarpartijen kunnen klinken binnen het concept? En natuurlijk is het album ook gedrenkt in die alomtegenwoordige trage, ambient tonen. Dus liefhebbers van meer energie zullen op hun honger blijven zitten. Toch werkt het geheel als een ietwat excentrieke, maar uitnodigende plaat die ons, analoge mensen, even onderdompelt in haar sussende, digitale geluid.