Dertig jaar zonder Jimmy Fernandez (en The God Machine)
Vorige maand kon je niet naast de herdenkingsprogramma's kijken en luisteren naar aanleiding van de dertigste sterfdag van Kurt Cobain. Maar laten we ook eens stilstaan bij mindere goden.
Vandaag (23 mei) is het dag op dag dertig jaar geleden dat Jimmy Fernandez, bassist van The God Machine, onverwacht overleed aan een hersentumor. In het korte bestaan releasete de band twee albums, die nog steeds nasmeulen, maar zo goed als onvindbaar zijn - en indien gevonden: onbetaalbaar. Bands als Mogwai hebben de adoratie voor The God Machine nooit onder stoelen of banken gestoken.
Debuutalbum 'Scenes From The Second Storey' werd heel erg opgemerkt en de band speelde zich te pletter tijdens de optredens (we voelen in onze gedachten nog steeds elke vezel in onze kleren en in ons lichaam trillen die avond in de VK te Brussel). Net toen het tweede album bijna ingeblikt was, na opnamesessies in de kelders van de statige Obecní Dům in Praag, sloeg het noodlot toe. Bassist Jimmy Fernandez ging banaal de kliniek binnen wegens stevige hoofdpijn, maar bezweek enkele dagen later op 23 mei 1994.
Die plotse dood werd twee jaar later verwoord in de eerste nieuwe schrijfsels van zijn boezemvriend en The God Machine zanger Robin Proper-Sheppard. "Death comes so slow / when it's all you want / and it takes the ones that don't". Proper-Sheppard en Fernandez hadden samen met drummer Ron Austin thuisstad Chula Vista - in de rand van San Diego en op letterlijk een steenworp van de Mexicaanse grens - achter zich gelaten om het muzikale geluk te beproeven in New York, Amsterdam en Londen, vaak in penibele omstandigheden en buskend om elke dag de eindjes aan elkaar te knopen.
Zo'n innige band kon nooit met een nieuwe bassist worden verdergezet, dus de dood van Jimmy Fernandez werd meteen ook het einde van The God Machine. Postuum werd nog het tweede album 'One Last Laugh In A Place Of Dying' uitgebracht, met een anonieme witte hoes en met werktitels voor de songs zoals ze laatst door Fernandez waren aangeraakt.
Robin Proper-Sheppard zou eind 1996 als therapie opnieuw van start gaan onder de naam Sophia, een project waarmee hij nog steeds platen uitbrengt en een graag geziene gast blijft in Europese concertzalen (Google gewoon eens "daMusic Sophia"). Eind jaren negentig kampeerde hij een aantal jaar in Brussel, maar intussen woont hij in Berlijn. Ron Austin bleef in Londen hangen als filmmaker, maar trok zich achteraf terug in de bergen ergens in Arizona. Een paar jaar geleden bracht hij als Mercylane plots weer muziek uit (die echter weinig brokken maakte).
The God Machine speelde in het korte leven slechts drie keer in ons land: in april 1993 daverde de VK, eind juni dat jaar stonden ze op Dour en in augustus 1993 mochten ze Pukkelpop openen. Opnames van die twee festivals duiken af en toe op op Youtube, maar momenteel is er geen spoor van. De band zou in 1994 terugkeren naar Dour, maar werd dus noodgedwongen vervangen door Cranes, een band waarvoor ze in de begindagen nog openden in Londen. The God Machine was - dixit Robin Proper-Sheppard - misschien "te heavy voor de indie kids en te indie voor de heavy fans", maar voor velen heeft The God Machine na zoveel jaren nog steeds een speciale plaats. Zo duiken de songs nog regelmatig op in de playlist van radioshow duyster.