Column - Larmoyante kitsch

Column - Larmoyante kitsch

Af en toe heb je dat zo eens voor. Dat je een plaat helemaal, maar dan ook helemaal niet ziet zitten. (hc) overkwam het eveneens.

Enige tijd geleden luisterde ik naar een album waar mijn vrienden lyrisch over waren, behalve natuurlijk de vrienden die er niet over spraken, die misschien wijselijk hun mond hielden, dat weet ik niet, maar degenen die zich uitspraken waren evenals de recensenten van serieuze kranten en popbladen zonder uitzondering zwaar onder de indruk van dit Kunstwerk met een hoofdletter K, vanwege de peilloze dramatiek die besloten lag in de teksten, want ja, had deze getormenteerde Artiest niet het allerergste meegemaakt dat een mens kan meemaken, had zijn in de blues gewortelde oeuvre daarmee niet een sacrale diepgang gekregen die de platvloerse rockmuziek verre ontsteeg, galmden de analoge synthesizers niet met een onaardse schoonheid en, om aan alle eventuele twijfel een eind te maken, was daar niet die sonore, van onheil zwangere Stem, die bariton die een profetische psalm declameerde, vol bijbelse verwijzingen en mystieke symboliek, als in een hoogmis, waarbij zelfs het hoesontwerp, een feeëriek schouwspel waarin een door Goddelijk Licht beschenen lam, zonder twijfel de verongelukte zoon van de artiest, werd omringd door een harmonieuze groep pauwen, leeuwen, flamingo's, paarden (witte, dat spreekt vanzelf) en andere wezens, paradijselijke bloemen en bossages, na enige aarzeling werd beschouwd als picturaal equivalent van een muzikale reis waarin de Artiest afdaalde naar het diepste van zijn diepste zielenroerselen, ons allemaal met stomheid geslagen achterlatend, niet in staat om te begrijpen dat sommigen, dat waren er niet veel, maar toch, slechts vier sterren over hadden voor dit meesterwerk, in plaats van de vijf die goed beschouwd nog altijd onbevredigend waren, omdat ze impliceerden dat er andere albums waren geweest die op gelijke hoogte konden staan met dit epos, zoveel superlatieven had ik al achter de kiezen dat mijn verwachtingen meer dan hooggespannen waren toen ik eindelijk mijn koptelefoon opzette en mij liet overrompelen door... het besef dat het beroemde sprookje van Hans Christiaan Andersen, over de nieuwe kleren van de keizer, zelden zo van toepassing was geweest als nu, en natuurlijk, smaken verschillen nu eenmaal, dat geef ik ruiterlijk toe, maar het punt is dat die smaken in dit geval helemaal niet leken te verschillen, en dat het kind dat te langen leste riep "Maar de keizer heeft geen kleren aan!" zonder twijfel zou worden geëxcommuniceerd, besmeurd met pek en veren verjaagd, wegwezen jij, en wie wil dat, uitgejouwd worden door je artistieke vrienden om je inferieure smaak, terwijl jij het nog steeds niet ziet en niet hoort, sterker nog, hoe langer je luistert, hoe meer je je verbaast over de spuuglelijke synthesizers, het larmoyante geweeklaag (dat is dubbelop en ja, zo is het ook bedoeld) en de opeenstapeling van semireligieuze clichés, het gebrek aan muzikale subtiliteit, inclusief de onvermijdelijke gedragen piano akkoorden die dramatiek suggereren maar vooral van artistieke luiheid getuigen en, laat ik het nu maar zeggen, waardoor de verveling al in de eerste minuten meedogenloos toeslaat, lang voordat de Artiest klaar is met zijn ellenlange pretentieuze woordenbrij, die nog het meest doet denken aan deze recensie van wat de meesten wel zullen hebben herkend als 'Ghosteen', van Nick Cave and the Bad Seeds.

Om dit even perspectief te zetten: niet iedereen is het hiermee eens.

17 mei 2020
Hans Croon