Yuck - Yuck

Fat Possum

Lang moeten we niet nadenken over de vraag naar wat de jongens en het meisje van Yuck zoal zouden luisteren om in de stemming te komen voor ze een potje gaan jammen. Al na één luisterbeurt van hun titelloze debuut hebben we maar te grabbelen uit bands als Dinosaur Jr., Pavement, Nirvana of Sonic Youth. Ze zouden niet misstaan in een garage ten tijde van de grungebeweging, zo’n decennium geleden ergens in de buurt van Seatle.

Yuck



Get Away giert door je lichaam als drie pakjes dextro-energy tegelijkertijd, en dat is een gevoel dat de hele plaat door zowat als een constante geldt. In songs als Georgia en The Wall toveren ze dan weer een dosis psychedelica tevoorschijn, bijgestaan door een leger scheurende gitaren.

Toch is het niet altijd oorsuizen bij Yuck. De donkere kantjes van de groep komen naar boven tijdens Stutter, dat bol staat van de melancholie, terwijl Sunday een prachtig staaltje post-breakup-songschrijven vol eenzaamheid, hoop en wishful thinking is.


En dan heb je ook nog het ietwat sarcastische Suicide Policeman, dat veel weg heeft van droge humor, maar dan in popsongversie en opgeleukt door exotische xylofoon- en trompetriedeltjes.


Hoogtepunten op de plaat zijn Holing Out en Rubber, bij voorkeur te beluisteren met een zeer hoog volume. Energie ten top, gitaargeweld dat door elke zenuw van je lichaam gejaagd wordt en het rauwe geschreeuw van Blumberg en Bloom, die je trouwens kan kennen van Cajun Dance Party, om uiteindelijk uit te barsten in een dronische climax op Rubber.


Yuck mag gerust blijven vasthouden aan die opmerkelijke mix van noise én energieke pop, zolang ze maar hun eigen weg blijven gaan en niet al te veel terugkijken naar groepen die hoge toppen scheerden tijdens de jaren negentig. Tijd om een decennium later met die invloeden iets origineels en nieuws te creëren.

Yuck speelt deze zomer op Pukkelpop.
27 april 2011
Sanne De Troyer