The Body - I've Seen All I Need To See
Thrill Jockey
Wanhoop komt in vele vormen en kleuren. Als ze kan groeien, werpt ze een mist op en vormt ze een lens - de enige lens - waardoor de wereld voelbaar wordt. The Body’s ‘I’ve Seen All I Need To See’ klinkt als poging om die wanhoop - via een diepgaand en uitgekiend productieproces - weer te geven in al haar aspecten. Het is een pijnlijke, grauwe, beenharde schreeuw die zich vastklampt aan je oren om ze er net niet af te scheuren.
Het duo Chip King, gitarist, en Lee Buford, drummer, liet voor het eerst in jaren de vele samenwerkingen met andere noise-artiesten voor wat ze zijn en doken met vaste producer Seth Manchester de studio in. Het doelwit van ‘I’ve Seen All I Need To See’ ligt niet op het melodische, harmonische of narratieve vlak. Het opzet is groter. The Body gaat op zoek naar de nuance, textuur en vorm in een monolithische zee van noise. Het geluid staat op de eerste plaats, meer specifiek: de korrel van het geluid.
De plaat opent met Douglas Dunns gedicht Kaleidoscope over de verwachting zijn pas overleden vrouw te zien telkens hij de trap oploopt. The Body laat de schreeuwende gitaren en drums stotteren, overstuurd tot het punt waar de opname-apparatuur het schijnbaar opgeeft.
Dit album is het resultaat van ongelooflijk studiovakmanschap. Wat voor leken in het genre misschien kan klinken als een volumeknop die blind naar rechts wordt gedraaid, is eigenlijk een genuanceerde evenwichtsoefening. Wanneer distortion of oversturing van een geluid op een vaardige manier wordt ingezet en gecombineerd met feedback, treden de boventonen van een geluid naar voor, harmonieën van die toon. Bovendien genereert de oversturing veranderingen in toon, kleiner dan een halve toon, de kleinste indeling in westerse muziek. Het zijn de effecten waarop Sunn O))) een carrière heeft gebouwd en het is de afgemeten manier, waarop The Body deze inzet, die haar geluid kracht en diepgang geeft.
In de zoektocht naar het perfecte noisy, monolithische, wanhopige, grauwe geluid bedient producer Manchester zich van vele wapens. De gitaar op A Pain Of Knowing surft op Sunn O)))-achtige feedbackgolven. Een nummer eerder, op Eschatological Imperative dondert ze zodanig dat het nummer moeite heeft om door de korrel te breken. Op The City Is Shelled galmt ze als een doomriff in een balzaal. Idem voor de drums. Op The Handle/The Blade zet een overdaad aan delay het militaire marsritme van Buford kracht bij. Op Tied Up And Locked In klinken ze alsof The Body het volume van een technoclub door een goedkope bluetoothspeaker wil proppen, met een ondoordringbaar geluidstapijt als gevolg. Onder de oppervlakte glinsteren welgemikte details als het orgel in The Pain Of Knowing of de cleane drumsolo in Path Of Failure.
Hoogtepunt van het album is They Are Coming, waar uitbarstingen van drumgeweld dansen rond contrair oscillerende drones. Het is ook waar de schreeuw van King het best naar voor treedt. Hoog, schril en raspend zet ze overal de puntjes op de i van pijn.
The Body’s kracht ligt natuurlijk niet in technische ditjes en datjes. Ze zetten op ‘I’ve Seen All I Need To See’ een grijze, onverzettelijke, allesverscheurende esthetiek neer. Jaren ervaring met en leren van samenwerkingen met onder andere The Haxan Cloak, Full Of Hell of Lingua Ignota vertalen zich in een dijk van een album. De plaat ademt verlies, pijn, angst en eenzaamheid zonder overdramatisch of potsierlijk te worden.