S. Carey - Break Me Open

Jagjaguwar

Break Me Open

Op de vierde soloplaat van de drummer van Bon Iver is het zo goed als tevergeefs zoeken naar het geluid van een trom.

“We zijn er nog niet vanaf.” Dat zinnetje hoor je dezer dagen wel vaker. Mensen verwijzen dan naar corona of Covid, het virus dat zichzelf maar blijft heruitvinden en slachtoffers blijft maken. Voorlopig gelukkig zonder nog heel veel erg, maar zijn schaduw valt toch reeds over het najaar. Waar we ook nog niet vanaf zijn: lockdownplaten. Getuige daarvan deze opvolger van ‘Hundred Acres’ (2018). In 2020 had S. Carey het geluk de tiende verjaardag te kunnen vieren van debuutplaat ‘All We Grow’ en zo kon hij de ergste lockdowns overbruggen. Nu is hij terug met een nieuwe plaat en die voelt niet alleen zwaar aan door coronaperikelen. De man had nog andere katten te geselen.

Zo zag hij zijn huwelijk uit elkaar vallen, kwam zijn vader te overlijden en miste hij deels het opgroeien van zijn kinderen. Toch werd hij net als Paulus van zijn paard gebliksemd door een overweldigend inzicht. Niet tijdens een tocht door de woestijn, maar wel tijdens het vissen ergens tussen de momenten van overpeinzing thuis in Eau Claire en de opnames van de plaat in een studio in Gualala, Californië. Er was nog zoveel om dankbaar voor te zijn.

Al de pijn, het verlies, maar ook dat gevoel van diep geluk vond de weg naar deze plaat. Net als meer maatschappelijke thema’s als de pandemie en de klimaatverandering. Carey is woke op de juiste manier. Hij ziet wat fout gaat in zichzelf, zijn eigen leven en de maatschappij, maar blijft hopen, wil groeien en eerlijk zijn.

Dat spreekt ook al uit de hoes. We zien een huis bij nacht waarin een blauw licht schijnt, maar waarvan één gevel baadt in het zachte gele licht van een straatlantaarn. Of misschien wel de volle maan. En in het begin is het ook donker op de plaat. Die opent met songs als Dark en Starless. “Well, I know that seems dark / but that’s what I might do / if I ever lost you”, klinkt het als een mantra.

Maar dan komt Sunshower, de meest recente single die de plaat openbreekt met een helder pianowatervalletje. Hier klinkt het al: “Who says good things don't come in small packages”, maar Carey zit nog wel op de ingestorte muren van wat ooit zijn huwelijk was. Naar de normen van de plaat is dit een welluidend nummer, maar dat komt enkel doordat de rest zo verstild klinkt.

Bijna alle nummers doen het zonder percussie en drijven op een luchtbed van elektronica in een bad van tedere strijkers, opgeleukt met nachtelijke samples. Ook de zang van de man is niet bepaald schreeuwerig te noemen. En als er dan toch eens iets van een beat opduikt, zoals in Island of het titelnummer wordt die even snel weer onderdrukt.

Hoogtepunt van de plaat is Waking Up, een heel voorzichtige pianoballad waarin de man zijn transformatie bezingt. De song voelt als een openbaring, alsof hij voorzichtig wakker wordt uit een lange winterslaap en het bloed weer met moeite de weg zoekt tot in de fijnste haarvaatjes.

‘Break Me Open’ klinkt redelijk radicaal als smeekbede, maar net als de titeltrack klinkt heel de plaat intiem en nachtelijk. Alsof ze opgenomen werd terwijl de kinderen boven lagen te slapen en zeker niet gewekt mochten worden. Het resultaat is van een onaardse schoonheid die rust en troost biedt. Prachtplaat.

23 april 2022
Marc Alenus