Laura Gibson - Goners

Barsuk Records

Goners

Laura Gibson is met ‘Goners’ al aan haar vijfde album toe, maar de inspiratie lijkt nog lang niet opgedroogd.

‘Goners’ gaat over afscheid, over pijn. Of het nu iemand is die op het punt staat te overlijden of een geliefde die uit je leven dreigt te verdwijnen, het trauma snijdt even diep, omdat het aanvoelt als iets definitiefs. Maar niets is echt definitief, zo blijkt uit deze plaat.

Begin 2017 schreef Gibson de zin “If we’re already goners, why wait any longer for something to crack open”. Het werd een stukje van de titeltrack en kijkt niet alleen naar het verleden, maar ook naar de toekomst. Het werd een soort mantra vol hoop voor haar en het maakte van ‘Goners’ de perfecte titel.

Het is niet de eerste maal dat Gibson over afscheid en pijn schrijft. Noem haar gerust een ervaringsdeskundige. Ook op haar vorige platen kwam dit thema meermaals terug. Maar toch is er iets dat deze plaat uittilt boven de vorige. En dat is niet alleen de switch van gitaar naar piano en Wurlitzer, die de verwachting van “singer-songwriter met gitaar” ver overstijgt, maar ook de wondermooie taal die Gibson gebruikt.

Ook de samenwerking met vriend en producer John Askew, die ook al de productie van ‘Empire Builder’ deed, bereikt een hoogtepunt. En dan is er nog het kruim aan medewerkers, gaande van Dave Depper (Death Cab For Cutie) en Dan Hunt (Neko Case) tot Nate Query van The Decemberists; allemaal toppers met wie ze eerder ook al samenwerkte en die dus weten wat ze wil.Naast die mannen waren er ook nog twee vrouwen die iets extra’s brachten. Samen met Kelly Pratt (St. Vincent and David Byrne, Father John Misty) schreef ze wondermooie arrangementen voor hoorn en houtblazers en Kyleen King (Stephen Malkmus, Case/Lang/Veirs) leverde dromerige strijkers aan.

De wondermooie singles Tenderness en Domestication hoorde je misschien al passeren. In dit geval weet je al hoe ontroerend en hartverscheurend Gibson op deze plaat uit de hoek komt. Maar er is nog veel meer. Zelfs die zeldzame keer dat de akoestische gitaar een hoofdrol speelt, zoals in Slow Joke Grin, slaagt Gibson erin je midscheeps te raken. “Watch the town torn down and build again in the pause between the riddle and the punchline / The kite tethered tight to your chest,” zingt Gibson. Het is maar een voorbeeldje van de beelden die recht uit een droom lijken te komen.

En elke keer weer weet Gibson de luisteraar als een volleerde gids mee te nemen in haar wereld. In de titeltrack is dat met de bijna triomfantelijke openingszin “Here comes the end”, terwijl dat in Performers en Marjory heel zachtjes gebeurt op ijle houtblazers en in Clemency met de aarzelend gezongen tekst en de zweverige strijkers.

“Honey, all I know of hope is throwing stones into the void,” klinkt het in de afsluiter, maar daar klopt dus geen moer van. Gibson is het levende bewijs van hoe je na elke tegenslag weer recht kan kruipen. Zelden zo’n troostende plaat gehoord als deze. De intrigerende hoesfoto van de hand van de Letse fotografe Katrina Kepule uit de reeks ‘Sit Silently’ zegt het eigenlijk al: ga zitten en spits je oren. Meer is er niet nodig om dit prachtige album te laten binnenkomen.

25 oktober 2018
Marc Alenus