Kevin Morby - Sundowner

Dead Oceans

Sundowner

In zeven jaar tijd is Kevin Morby al aan het zesde album toe. Verzadiging en herhaling lagen dus op de loer, maar toch wist de tweeëndertigjarige singer-songwriter opnieuw inspiratie te vinden.

Daarvoor had hij wel een vriend nodig: een Portastudio van Tascam met vier sporen. Hij kocht het toestel in 2017, toen hij bezig was aan de vorige plaat ‘Oh My God’ en verhuisde van L.A. terug naar zijn geboortestad Kansas City. En het werd de inspiratie voor deze plaat.

Maar er was meer: van een oude schuur, die hij later The Little Los Angeles doopte, maakte hij een studio (zonder verwarming of airco weliswaar) waar hij zich in alle rust kon terugtrekken. Hij kon er zich volledig focussen op het schrijven van nieuwe nummers met behulp van het nieuwe speeltje, waardoor hij stem en gitaar liet gaan en dat uitgroeide tot een instrument, meer nog dan een opnametool.

Terug in zijn geboortestad dacht hij terug aan verloren vrienden en verdwenen gebouwen en datzelfde jaar zag hij Jessi Zazu (Those Darlins), Richard Swift (producer van ‘City Music’) en Anthony Bourdain (televisiepresentator) heengaan en rouwde hij om Jamie Ewing, zijn vriend en muze die tien jaar eerder overleed. Het mag duidelijk zijn dat er over ‘Sundowner’ een zekere melancholie hangt.

De titel van de plaat komt van vriendin Katie Crutchfield (Waxahatchee) die rond dezelfde tijd in Kevin Morby’s leven en schuur kwam. Samen ontdekten ze dat er een bijzonder gevoel over hen beiden neerdaalde elke keer de zon onderging. En ze begonnen elkaar 'Sundowners' te noemen. Dat komt niet alleen in de naar Leonard Cohen-sferen ruikende titeltrack naar voor, maar ook in het wondermooie Campfire, de song waarin mijmerend verwezen wordt naar bovenvermelde personen.

De plaat was dus al klaar nog voor Morby op tour trok met de vorige, maar het zou duren tot in 2019 eer ze opgenomen werd in Texas samen met Brad Cook. Alle instrumenten, ook het aftandse traporgel, werden door Morby zelf ingespeeld op wat bas en toetsen van Brad Cook na en de percussie die op het eind werd toegevoegd door James Kvivchenia.

De plaat klinkt zoals een door de zon opgewarmde rode wijn: vol, rond en een beetje loom makend. Ook al zegt Morby dat hij de songs spontaan zichzelf wilde laten zijn, mochten de meeste mooi rijpen en ronden die vlot de kaap van vijf minuten met als uitschieters het meer dan zeven minuten durende A Night At The Little Los Angeles en het helaas te korte, nog geen twee minuten durende Wander, dat weliswaar veel belofte in zich draagt, maar niet tot wasdom komt.

Songs als Don’t Underestimate Midwest American Sun, Velvet Highway, opener Valley die verwijst naar Dylan en de titeltrack voelen aan als sintels van een langzaam dovend kampvuur. Dat gevoel overheerst de hele plaat op een paar uitzonderingen na. Brother/ Sister bijvoorbeeld, klinkt eerder dreigend en vreemd als één van de koude winternachten in zijn schuur. Maar daar kwam Kevin Morby terug thuis, zoveel is duidelijk.

16 oktober 2020
Marc Alenus