Fenne Lily - Breach

Dead Oceans

Breach

In Amerika hebben ze Phoebe Bridgers, maar ook tussen de landgenoten van Boris Johnson loopt een geweldig getalenteerde zangeres-gitariste rond. De twee zitten niet toevallig bij hetzelfde label.

We zagen haar ooit in Gent op tournee rond ‘On Hold’, het album uit 2018. En toen al wisten we dat Fenne Lily wel eens erg groot zou kunnen worden. Ze had de songs, de stem, maar ook de présence (ooit heette dat X-factor) die je nodig hebt als artiest.

En toch lijken ook sterren in wording niet immuun voor de pijn van het zijn. Het tweede album van de in Bristol gevestigde singer-songwriter heeft als thema het idee dat eenzaamheid iets is dat ons leven altijd doordringt, dat het iets is dat ons ooit allemaal overkomt. ‘Breach’ werd dan ook in een periode van zelf opgelegd isolement in Berlijn geschreven, nog voor er sprake was van een pandemie en een daarbij horende lockdown. Dat dit nu aanvoelt als de catharsis van al wat ons momenteel overkomt, is mooi meegenomen, maar dus eigenlijk niet zo bedoeld.

COVID-19 zal ongetwijfeld leiden tot een reeks albums met eenzaamheid als thema, maar of er ooit eentje bij zal zijn dat zo goed is als dit, valt nog af te wachten. Fenne Lily maakt een mooi onderscheid tussen alleen en eenzaam zijn en lijkt zich vaak zelfs goed op haar gemak te voelen in eigen gezelschap. Zij weet het alleen zijn te aanvaarden als iets wat bij het leven hoort. In de opgewekte single Alapathy zingt ze: “When it all breaks down / you’re a lot like me”, en in het voorlaatste nummer, Someone Else’s Trees, klinkt het: “I’m not afraid to die / more so to be alive/ I know in this and more I’m not alone”.

In de sound is ze ook al niet alleen. We vergeleken haar al met Phoebe Bridgers, maar ze klinkt misschien nog meer als Hand Habits op 'placeholder', dat dezelfde intimiteit tentoonspreidt. Alapathy en het grungy Solipsism mogen dan wel tot de hoogtepunten behoren, die andere singles Berlin en To Be A Woman Pt. 1 toonden al hoe delicaat en fluweelzacht de rest van de plaat klinkt.

Hierdoor heeft het album misschien meer tijd nodig om helemaal door te sijpelen, maar het getuigt wel van een mooie evolutie en een gevoel van volwassenheid en ‘Breach’ kan de overdaad missen. Zoek niet naar hooks of exploderende hoogtepunten in de songs. Je zal ze niet vinden, maar wat je wel vindt, is zeker de moeite waard om te blijven luisteren.

Het geheime wapen van Fenne Lily is de wrange humor. Dat bleek al tijdens het concert in Nest, maar komt zeker ook tot uiting in deze plaat en vooral in de nummers die over relaties verhalen. In plaats van te dienen als kapstok om haar “blue raincoat” aan te hangen, zet ze in songs las I Nietzsche en I Used To Hate My Body But Now I Just Hate You haar exen in het blootje.

Zo lacht ze in I Nietzsche met iemand die kampt met een intellectuele obsessie voor het nihilisme, maar er niet in slaagt om zinvolle relaties aan te gaan. “And there's nothing wrong with I, Nietzsche / I spend my life lying down / And there's nothing wrong but I need you,” klinkt het in een slim woordenspel. En in die andere song is ze groots genoeg om de eigen fouten te erkennen, maar legt ze de fout van het mislukken van de relatie toch netjes bij haar Tinderdate.   

Zelfs in de korte intermezzo's als Blood Moon en '98, weet Fenne Lily de luisteraar nog te boeien met tot de verbeelding sprekende teksten. “Fuck falling apart”, zingt ze in de bloedmooie opener To Be A Woman Pt 1 en met deze ongelooflijk zachte plaat nam ze bezit van haar ervaringen, vermeed ze de eigen ondergang en redde ze in één moeite alle eenzamen. Het is ok om alleen te zijn, zelfs als je slaapt met de sleutel in het slot, zoals ze in Berlin zingt. En met deze plaat ben je eigenlijk nooit meer alleen.

5 oktober 2020
Marc Alenus