Deadguy - Near-Death Travel Services
Relapse Records
Waarom beslist een band om na dertig jaar terug bij elkaar te komen en muziek te maken? Vaak is het antwoord weinig flatterend. Bij mathcorelegende Deadguy uit New Jersey ging het in eerste instantie om nog eens samen op een podium te staan… om dan vast te stellen dat de songs hopeloos verouderd klonken. Oplossing: een nieuwe plaat, eentje die tegelijkertijd ook moet bewijzen dat de energieke vlam van het debuut en meteen ook het enige echte studioalbum ‘Fixation On A Coworker’ (1995) nog altijd brandt.
Het grappige is dat frontman Tim Singer op deze nieuwe release de woede en frustratie over mens en maatschappij van weleer nu kan kanaliseren door de ogen van zijn zoon. De mensen zijn veranderd, de wereld helaas niet. En de woede dus ook niet. Dat kon je al wel weten, als je her en der mocht lezen dat Deadguy de zware riffs en metalcorescreams van Unsane met de energieke punkexplosie van Black Flag combineert.
Wat ons betreft mag er trouwens nog een stukje grindcore (zoals Pig Destroyer) bij, als je mee door opener Kill Fee raast: een sneltrein die met zo’n speeddrums en permanente overstuurde noise rond je oren slaat, dat je spontaan in elkaar krimpt en misschien oprechte uithalen als “Television gives me dirty looks / Feeling guilty all the time”, of “We are the freaks / And we dare to believe / There is a place for us in this world”, zou missen. Prachtige opener voor een verrijzenisplaat trouwens.
Gevoelens van onmacht, afgrijzen, gemiste kansen of hopeloze verslavingen (zowel aan drugs als aan fake news-beeldschermen) zijn de rode draad doorheen het verhaal van Deadguy. ‘Near-Death Travel Services’ haalt dan ook aan hoe vaak we met de dood flirten en onszelf de verdoemenis in werken. Geen wonder dat Singer zich de longen uit het lijf brult. De vergelijking met Henry Rollins in de heilige hardcore-Black Flag-tijden is helemaal zo vreemd nog niet. “No more fictions / No more flags / No more faith / No more pride”, tijdloze kreten die evengoed begin jaren tachtig geuit hadden kunnen worden. En dan hebben we het nog niet gehad over War With Strangers met die moddervet rollende basriff, diepe headbanggrooves, screamo’s en dramatiserende spoken word-passages ertussen. Met die pure energie en gevarieerde structuur is dit nummer trouwens een kanjer, die meteen de zwaarste lijsten in mag gezwierd worden.
Het is op zich wel maf, want met twee halve live tussendoortjes erbij is dit slechts het vierde album van de band in dertig jaar tijd. En het is nu niet dat de heren verder zo’n flatterende muzikale carrière in de sector onderhielden (enkel bassist Jim Baglino kon je een jaar of tien lang bij Monster Magnet op een podium zien staan). Toch is deze tweede studioplaat met elf knallers van songs er eentje van topkwaliteit, die de energie, luidruchtigheid en power van alle bovenstaande genres en referenties mooi bundelt.