Wolf Alice - Duivelse engel

Botanique, 28 oktober 2017

Met twee prima platen, een pak singles en een uitstekende live reputatie lijkt Wolf Alice stilaan klaar voor het grotere werk. Of dat zo was, wilden wij wel eens weten en met ons een goed volgelopen Orangerie van de Botanique.

Wolf Alice - Duivelse engel

Je ziet het ze zo doen, de jongens van The Magic Gang: op een zeldzame zomerse dag in Engeland hun materiaal uit hun kot halen om onder het reuzenrad bij de pier van Brighton hun liedjes te gaan spelen. En elke voorbijganger blijft  vast goedkeurend even staan bij de frisse, lichtjes retro klinkende indierock van dit viertal.

Met wat fantasie en een lichte drang tot overdrijven zou je hen zelfs The Beatles van Brighton kunnen noemen. Die waren ook met vier en jongleerden in hun beginjaren ook met dit soort van feelgood songs die steevast gekruid waren door een meezingbaar refrein. En pasten die hun stemmen ook al niet zo mooi bij elkaar? Maar ze zingen het zelf: How Can I Compete? Niet helemaal dus, maar de jongens amuseerden zich en wij vonden het ook Alright.

Zo’n muisgrijs adjectief kan je onmogelijk gebruiken om Wolf Alice te beschrijven. Hun sound is namelijk zo onvoorspelbaar als het gedrag van de Guardia Civil tijdens een verkiezingsdag in Catalonië: de ene keer giftig uithalend als een in het nauw gedreven adder, de volgende seconde poeslief als een My Little Pony.

Ellie Roswell en haar drie mannen heiden meteen een wegwijzer in het podium van de Orangerie die de richting aangaf in dewelke zij het publiek wilden leiden: Heavenward. Uiteindelijk zou dat ook lukken, maar niet zonder een paar omwegen dwars doorheen de hel.

Daarheen werden we bij de haren heen gesleept door de vlammenwerpersong Yuk Foo en het geweldige You’re A Germ dat meteen werd meegezongen en door Roswell werd afgesloten met een demonische lach waarop de Koningin Van Onderland jaloers zou zijn. Ook helemaal aan het eind ging het nog eens richting Hades met Fluffy waarin bassist Theo Ellis stuiptrekkend over het podium stuiterde.

Maar Roswell toonde zich ook van haar meest engelachtige kant. Een eerste keer in St. Purple and Green, een song die plots inzakt waarna Roswell een subtiel gitaarriedeltje uit haar snaren tovert. Meteen daarna in Delete The Kisses maakte ze zelfs haar microfoon los van de standaard en ging ze even zitten op haar monitor, gewillig recht in de camera van de gsm van een tienermeisje blikkend. Maar dan rolde het basloopje van Formidable Cool over onze hoofden en gilde Roswell als bezeten “I know it was all an act!”

Ook vestimentair zagen we een engel en een duivel tegelijk. Met haar haren in een knotje en grote ronde gouden oorbellen in de oren zag ze er uit als een verleidelijk elfachtig wezen, maar aan haar voeten staken zwarte Dr. Martens  alsof ze elke moment klaar was om de tanden uit te schoppen van iemand op de eerste rij. Zo ver kwam het nooit, maar Roswell bleef wel even ongrijpbaar als haar muziek.

Halfweg volgde met Bros een eerste rustpunt, maar zelfs hier lagen de demonen constant op de loer. Zij konden zich niet langer verstoppen en speelden een luguber spelletje kiekeboe in Lisbon en Planet Hunter, twee songs die emotie koppelen aan erupties van punkerige en grungy energie. “A moment’s madness compliments your innocence” zingt de frêle zangeres in die laatste song en zo was het ook.

De set (dezelfde als in Parijs) bouwde dan op in een gebroken curve richting de psychedelische gekte van Visions of a Life met songs die soms teveel vroegen aan het brave Belgische publiek (kan je met drie spelers spreken van een mosh pit?). Met Beautifully Unconventional, de meest rechttoe rechtaan song van het kwartet werd het nog simpel gehouden, maar met Moaning Mona Lisa, Sad Boy en Space & Time werden we steevast alle hoeken van de voorbije rock-, shoegaze en punkgeschiedenis ingestuurd.

De voorgeprogrammeerde bisronde bracht nog het wondermooie en fragiele Blush en het potige Giant Peach waarop drummer Joel Amey nog eens zijn cimbalen mocht vervormen en Joff Oddi nog een keer zijn gitaar kon laten huilen.

Na achttien songs konden wij met zuur ruikende oksels huiswaarts, ons onderweg afvragend hoe het toch mogelijk was dat Roswell zelf geen druppel zweet leek verloren te hebben. Zou ze dan toch van een andere planeet komen? We checken het graag nog een keer uit. Op een zomerfestival of zo.

 

 

Met dank aan Daniels JP van Concert Monkey voor de foto.

29 oktober 2017
Marc Alenus