Willy DeVille & The Mink DeVille Band - Zeus of de wraak van de roker

Ancienne Belgique, Brussel, 8 november 2008

De toer ter ondersteuning van zijn nieuwste cd 'Pistola' doet Willy DeVille ook in de AB landen. Met de hem eigen naturel laat hij het publiek net geen twee uur lang eten uit de palm van zijn hand.

Willy DeVille & The Mink DeVille Band - Zeus of de wraak van de roker



Dat ze hem voor de eerste keer zal zien en dat ze nog nooit van hem gehoord heeft, zegt de Amerikaanse naast ons. Ze is meegekomen met haar man. Verbazing alom bij haar toehoorders want bij ons is Willy DeVille een naam. Dat geldt dus blijkbaar niet voor zijn eigen Verenigde Staten, waar hij slechts bekend is bij een beperkt publiek van grotendeels collega-muzikanten.

Je zou nochtans denken dat ze hem ginder wel lusten. DeVille put immers zeer nadrukkelijk uit de Amerikaanse traditie. Hij verwerft zijn eerste bekendheid met de punkgroep Mink DeVille, in de jaren 1970 het huisorkest van de legendarische New Yorkse club CBGB. Nadien schaaft hij solo verder aan zijn geluid om uit te komen bij een hoogst unieke mengeling van latin, swamp en rock ’n roll.

De AB zit bomvol en de verwachting hangt in de lucht als een zekere Mark Newman het podium opkomt om het voorprogramma voor zijn rekening te nemen. Iedereen blijft beleefd, maar de ontgoocheling bij het publiek, dat al DeVille zelf verwacht, is haast tastbaar. Newman lijkt het gewaar te worden. “Where’s Willy?”, grijnst hij om de situatie wat op te luchten. Geen reactie. Hij brengt zonder veel overtuiging enkele van zijn nummers – zang en akoestische gitaar – en druipt af.

Dan is het de beurt aan de man zelf. De podiumpersoonlijkheid van Willy DeVille is die van de groten: intens en fascinerend. Met zijn gitzwarte sluike haar en Indiaanse neus heeft hij het uiterlijk van een raaf en zijn hese en doordringende stem doet denken aan een krassende kraai. Verder is hij ijdel, spotziek, en koketteert hij graag met zijn gebreken. Zo bombardeert hij zich tot de Robin Hood van de rokers in de zaal door het rookverbod in de AB te negeren (“I want to, I don’t need to”) en sigaretten uit te delen aan de eerste rijen.

Goedwillig dolt hij met een over zijn versterker gebogen roadie door zijn mantel over diens schouders te gooien en “Ladies and Genlemen, James Brown!” te roepen. Dergelijke dingen zijn tekenend voor DeVilles onnavolgbare gevoel voor humor of hoe moet je het noemen als iemand gortdroog een gesprek begint met zijn denkbeeldige moeder, zogezegd vooraan in het publiek?

Met diezelfde mengeling van charme en dédain leidt hij de muzikanten van de The Mink DeVille Band door de set. Ze switchen met verbazend gemak tussen de zweterige ritmes van latin nummers als Demasiado Corazon en de succulente rock van Spanish Stroll of Savoir Faire. Bijzonder indrukwekkend is een moerassige versie van Elvis Presleys Heatbreak Hotel. De bas lijkt wel over de grond te kruipen als een slang door de alluviale vlakten van de Mississippi.

Op gitaar zien we een oude bekende: Mark Newman. Gelukkig is de onzekerheid van het voorprogramma ver te zoeken. Zijn slidegitaar is fantastisch, zeker tijdens het mariachi-arrangement van Hey Joe. We vergeten er zowaar de strijkers van de plaat bij.  

Net geen twee uur lang regeert Willy DeVille majestueus over de AB. Wanneer een dolenthousiast publiek hem voor de tweede keer terugroept verschijnt hij alleen met pianist. Op zijn barkruk steekt hij de laatste van het concert op en levert schijnbaar achteloos een bloedmooie versie van de klassieker Let It Be Me. Een subliem einde van een avond die we maar moeilijk kunnen beschrijven zonder ons te verliezen in al te voor de hand liggende superlatieven.

8 november 2008
Bram Beelaert