W-Festival - Dag 1: begrafenis van de new wave
Klein Strand Oostende , 24 augustus 2022 - 28 augustus 2022
Cirkelende en krijsende zeemeeuwen, de zachtheid van immer beweeglijk zand in de welkome schaduw van skyscrapers, met de gecombineerde geur van zee en patchouli in de neus. We bevinden ons op W Fest, volgens de organisatie “het gezelligste eightiesfestival van Europa”.
Op de eerste dag werd de koek netjes verdeeld tussen gitaarbands en zogenaamd elektronische bands. België’s trots The Kids mocht openen voor de spreekwoordelijke vijf man en een paardenkop, terwijl er een gigantische rij aanschuivende mensen aan de inkom stond. Tegen de tijd dat The Kids aan het finaal akkoord van There Will Be No Next Time begonnen, stond het strand al lekker vol en werd er naar hartelust meegezongen.
Ook de noorderburen hadden met Nits een vertegenwoordiger op het podium. Zanger Henk Hofstede, ondertussen eenenzeventig jaar oud, zong zowaar nog steeds even goed of misschien wel beter dan veertig jaar geleden. Alle hits kregen we mee: Nescio, J.O.S. Days en het onvermijdelijke In the Dutch Mountains. Ondertussen vertelde Hofstede naar goede gewoonte verhalen over Arno, Oostende en de afgebrande studio.
Fiction Factory scoorden ooit de hit Feels Like Heaven en dat verklaart hun aanwezigheid op dit podium. Spijtig genoeg was de rest van het materiaal niet van even hoog niveau en was het enthousiasme bij zowel publiek als band al snel ver te zoeken. Big Country daarentegen maakte goed waar het de voorgangers aan ontbrak: spelvreugde. Originele leden Bruce Watson (gitaar) en Mark Brzezicki (drums) maakten er met de zogenaamde “jonkies” (ook al spelen sommigen ondertussen al tien jaar bij de band) een rockfeest van.
Scritti Politti was zo’n beetje de scharnierband, ergens tussen gitaren en elektronica in. Een beetje synthpop met een hoog meezinggehalte. Er was uiteraard megahit Absolute, maar ook Perfect Way en Wood Beez zorgden voor herkenning. Voor de zwartjassen iets te braaf, maar eightiesfans hebben hier zeker en vast van genoten.
We zijn lyrisch. Want Anne Clark staat terug op het podium met die specifieke spoken word dark poerty. Na herstel van een zware, moeizame ziekte en een depressieve lockdownperiode straalde ze voor een menigte van opvallend veel nieuwe, zwarte shirts met witte bandnamen. Met pinnen, piercings en gestyled haar.
De combinatie van een statisch gezeten frontvrouwe, die er veel zin in had en de immense virtuositeit van de vaste band van viool, cello, akoestische gitaar, piano en drums overviel ons. Je hoorde een schelp onder je voet kraken wanneer ze, enkel begeleid door piano met The Bluebird het diepste van de afgelopen depressie terug boven haalde. Enkel het luidruchtig gemurmel van de hoger gelegen VIP-area (waar het murmelen overging in storend drinkgelach) speelde sans-gène stoorzender.
Clark bewees nog even dat haar beste song niet over die slaper in metropolis gaat of Our Darkness heet – vanzelfsprekend als lang uitgesponnen afsluiter van een anderhalf uur durende set. Fans beseften natuurlijk dat het melodieus golvende live spel in Elegy For A Lost Summer stukken beter is. Waarvan akte. Een betere intro voor de ultieme gothrockers van Bauhaus was haast niet wensbaar.
Een lange drone, veel rook en witte strobolampen doorheen een gitzwarte sterrenacht. Sterren die ook langzaam op het podium gingen stralen. Zijnde Peter Murphy in spiegeltjeskostuum en met toverstaf (en niet langer als Count Dracula – vampieren kunnen duidelijk ook ouder worden) en rechterhand Daniel Ash achter de eeuwige zonnebril met struisvogelveren en met een ketting of dertig rond het lichaam. Paraat voor een vierde reüniereeks en “final concert”. Zei iemand iets van The Stones?
Des te groter de energie en dynamiek bij de set van iemand die enkel met intonatie poëzie in een micro praatte, des te kleiner was die bij het postpunk- en new wave-icoon Bauhaus. Je weet natuurlijk sowieso dat de heren live de songs tot op de letter vertolken, elke kreet, snaarpluk of overgeslagen drum inbegrepen. Enkel de meest alerte fan (yep!) kon extra koorzang achter Stygmata Martyr vinden, extra drumpercussie in de heerlijke dubpassage van She’s In Parties of Daniel Ash die het gitaarspel pijnlijk te hoog begon in Passion Of Lovers. Versta ons zeker niet verkeerd: dankzij een live confrontatie besef je plots terug hoe onwaarschijnlijk complex en ingenieus de ritmepatronen van dit kwartet uit Northampton in een live iets moeilijker, minimalistisch The Spy In The Cab in elkaar zitten. En dat al veertig jaar lang. Bij Bauhaus moet je werken als je Daniel Ash heet en constant moet soleren in noisy tegenwerkingen op gitaar, als je David J heet en aan je bas moet plukken, riffs maken en snel vingerrollen of vooral ook als je Kevin Haskins heet en de meest bizarre ritmes en tegenritmes tegen elkaar op moet drummen. En als je dan nog je gitaar moet inruilen voor pakweg een sax in een heerlijk chaotisch Fear…
Maar het theater pakte niet op het meer dan een halve eeuw oude publiek. Murphy, die een kroontje op zette bij God In An Alcove. Die het statief als een Jezuskruis droeg tegen bloedrode achtergrond bij Stygmata Martyr. Die met de lampen en schaduwspel speelde en de blik op oneindig zette, voorzien van extra grote pupillen – Nederland lag natuurlijk op een boogscheut. Die de melodica bovenhaalde voor de ultieme grafzerksong Bela Lugosi’s Dead, zonder twijfel één van de hoogtepunten van de show. Leuk. Maar het pakte niet meer. En dat beseften de heren maar al te goed. “It’s wake up time”, spuugde Ash even in het publiek bij aanvang van de bisronde. Helaas. Het graf was al gegraven. En twintig minuten voor de aangekondigde eindtijd zette Bauhaus het verplicht eindrondje Ziggy Startdust onder veel te luid volume in. Het gordijn viel.
Johan Giglot - Bert Gysemans