Villagers - Liefde, wat kan ze mooi zijn

Botanique, Brussel, 16 februari 2016

Liefde, wat kan ze mooi zijn / Liefde, wat kan ze groot zijn. Toegegeven, dat zinnetje hebben we schaamteloos gepikt uit een liedje uit de 'Romeo & Julia'-musical van zo’n dik tien jaar geleden, maar het was het zinnetje dat ons door het hoofd schoot toen we naar Villagers stonden te kijken in de Orangerie. Achter een pril (of alleszins nog steeds dolverliefd), Iers koppel en met zicht op Conor O’Brien.

Villagers - Liefde, wat kan ze mooi zijn



Heel anders dan het concert dat Villagers drie jaar geleden heeft gegeven, was het deze keer een intieme reis van ruim anderhalf uur. Oorzaak daarvan is het prachtige kleinood ‘Darling Arithmetic’, dat Villagers vorig jaar uitbrachten, vol kleine liedjes die werden opgenomen in de woonkamer van O’Brien en waarop hij ook zelf ook alle instrumenten had ingespeeld. De elektronica, die op tweede plaat ‘(awayland)’ was ingebouwd in de songs en die de deur op een kier naar een groter publiek had gezet – Nothing Arrived had het dagprogramma van Studio Brussel gehaald – was weer helemaal verdwenen en ‘Darling Arithmetic’ klonk zelfs nog een stuk intiemer dan de in beperkte kring bejubelde debuutplaat ‘Becoming A Jackal.’

Voeg daarbij dat O’Brien een aantal nummers opnieuw heeft opgenomen (het resultaat is te vinden op het recent verschenen ‘Where Have You Been All My Life?’) om ze in het universum te doen passen, waarin hij dezer dagen verkeert, en je kreeg één coherente en organische muzikale avond. De nog steeds bebaarde O’Brien - we zijn er ondertussen al meer aan gewend - liet zich vergezellen door een contrabassist, een indrukwekkend goede en tegelijkertijd subtiele drummer (Gwion Llewelyn), die soms ook de bugel aan zijn lippen zette om dromerige of mistige accenten aan te brengen, en een harpiste en toetseniste. Zij vervulde een glansrol in de intrieste pianoballad No One To Blame, die zij op harp van achtergrond voorzag.

De grootsheid en overweldiging van de liefde werd bezongen in nummers als So Naive, Dawing On Me en Everything I Am Is Yours – hij heeft het zwaar te pakken, zoveel is duidelijk – maar het was in de meer verhalende nummers dat Villagers echt indruk maakte. Zo hebben we Twenty-Seven Strangers herontdekt, een nummer over zevenentwintig mensen, die op een bus staan te wachten die vervolgens toch komt opdagen en in panne valt aan de rand van een dorp, bij een kerkhof. Je ziet het zo voor je gebeuren terwijl O’Brien het staat te zingen.

Conor O’Brien is voor de mannen. En dat thema is op zijn laatste plaat ook in zijn songs gekropen, zij het op subtiele wijze. Dat heeft alvast twee prachtsongs opgeleverd: Hot Scary Summer, een indrukwekkend nummer over je liefde voor elkaar in het openbaar verbergen omdat sommigen wel eens aanstoot zouden kunnen nemen aan een openbaar homokoppel; en met Courage, waarin hij zingt over zijn outing, sloot hij de set af.

Met Little Bigot, The Waves (gespeend van elektronica) en Occupy Your Mind ging het tempo even omhoog, alsof O’Brien bang was dat hij zijn publiek niet geboeid zou kunnen houden, maar die angst was nergens voor nodig. Het publiek luisterde ademloos naar liedje na liedje dat fans van eels en Isbells ongetwijfeld ook had kunnen bekoren.

Villagers is, sinds hun ontstaan (en nog steeds), één van de beste en interessantste bands, zowel live als op plaat. En toch zijn we blij dat we ze nog in een relatief intieme zaal als de Orangerie aan ons hart konden drukken, want dat is nu eenmaal hun habitat. Tot snel, Conor.

16 februari 2016
Geert Verheyen