Vestrock 2016 - Top zondermeer

Festivalterrein, Hulst, 4 juni 2016

Terwijl Parijs onder water liep, stonden wij lager dan zeeniveau op het schiereiland van de vesten van Hulst. Een risico? Nee toch! De Zeeuwen weten ondertussen wel hoe ze moeten omgaan met water. En ze hadden ook geluk, want boven Hulst bleven de hemelsluizen de hele tijd dicht.

Vestrock 2016 - Top zondermeer



Ze hadden inderdaad kosten noch moeite gespaard om onze voeten droog te houden, de mensen van Vestrock. Tonnen houtschors waren over het schiereiland bij de vesten van Hulst uitgekieperd en netjes opengestreken. Geen gedoe met stinkend, glad stro dus, maar een lekker verend, geurend tapijtje van schors.

En zo konden we zorgeloos genieten van het programma, te beginnen met The Academic, een jonge, Ierse band zoals Vestrock er wel vaker op het podium zet. Ze moeten daar ergens een directe lijn naar het groene eiland hebben, want vorig jaar maakte Raglans hier nog veel indruk.

De vier schattige jongeheren hadden duidelijk goed opgelet in de rockschool. Hun liedjes zaten goed in elkaar en lagen lekker in het gehoor. Toch hadden we nood aan wat meer overgave om echt mee te zijn. En Dat kregen we pas in song vijf, Why Can't We Be Friends, waarin zanger Craig Fitzgerald en gitarist Matt Murtagh voorhoofd tegen voorhoofd eindigden.

Ook Thought I Told You eindigde aardig met een intense gitaarsolo. En zo groeide de menigte voor het podium toch aan voor deze jonge, Ierse versie van Arctic Monkeys dat met Northern Boy, Gloria en Different overtuigend afsloot. Hier gaan we nog van horen, noteerden we.

Het Nederlands-Nieuw-Zeelandse My Baby greep, in tegenstelling tot The Academic wel meteen de aandacht met hun voodooceremonie. Daniel (Da Freez) Johnston bespeelde daarbij een zelfgemaakt instrument (nu ja: een paal met een snaar) en drummer Joost (Sheik) van Dyck zorgde voor een bezwerend ritme. En ja, ook het witte, gehaakte topje van zangeres/ gitariste Cato van Dyck sprak tot de verbeelding.

My Baby bleek een broeierige, psychedelische sound te hebben die wat aanleunt bij onze King Dalton, maar die iets soulvoller en tegelijk ook iets minder avontuurlijk, zeg maar dreigend, is.

De nadruk ligt op de swampgroove en de stem van Cato van Dyck. Maar vanavond had van Dyck nogal wat last van technische problemen. Eerst moest haar versterker vervangen worden en bij 6X2  kwam haar (groene!) viool niet door. Het zorgde toch voor wat paniek in de ogen, maar haar twee mannen hielden improviserend de boel recht.

Na een poos begon er wel wat eentonigheid door te sijpelen omdat alle songs uit dezelfde zompigheid bleken opgetrokken en het instrumentarium van My Baby beperkt is tot gitaar en drums. Enkel de vocale uithalen van Van Dyck (zoals aan het eind van Mad Mountain Thyme) bleven indrukwekkend. Met andere woorden: My Baby begon sterk, maar zakte stilaan weg. Uprising trok de band gelukkig weer naar hoger niveau. Net op tijd, want daarna volgde enkel nog Seeing Red.

The Boxer Rebellion is niet op de radio te horen en al helemaal niet met dat laatste album. Toch brachten de Londenaars heel wat volk op de been voor de ontdubbelde main stage. Tot vorig jaar bestond die uit twee podia waar om beurten een band speelde. Dat had het grote voordeel dat je nooit moest wachten op een volgende act. Dat was dus dit jaar wel anders en ook wel wat jammer, want in de tent (waar vooral hiphop geprogrammeerd stond) en al zeker niet in de kleine Kapel kon je alleen terecht als je heel snel was.

Terug naar The Boxer Rebellion. Zij lieten de massa meteen meeklappen met The Runner, maar na die energieke start ging de band te snel, te diep en te ver de emotionele tour op met Let’s Dissapear, nochtans eens van de betere tracks op het laatste album ‘Ocean To Ocean’.

Ook Semi-Automatic kreeg de Nederlanders niet stil (opvallend weinig Belgen dit jaar!), laat staan New York dat Nathan Nicholson solo inzette aan de piano. Gelukkig werden de praters wel overstemd toen de drie trommelaars invielen.

Hoogtepunt Big Ideas kreeg gelukkig wel de aandacht die het verdiende en de handen gingen terug op elkaar.

Met de gedachte in het hoofd dat The Boxer Rebellion beter tot zijn recht komt in een zaal en de nood aan wat echte opwinding, trokken wij naar de Kapel. Daar speelde immers Black Honey, een jonge, Britse band die ons via de Nederlandse Pinguin Radio al verraste met twee leuke singles en die met Izzy B Phillips beschikt over een heel leuke frontvrouw, een kruising van de jonge Debbie Harry en een jonge Wendy James.

Phillips liet de zwarte baret verleidelijk van de peroxideblonde haren glijden tijdens opener Spinning Wheel, maar toonde ook meteen haar duivelse kant toen ze wild één van haar snaren brak. Dat, en problemen met de drums veroorzaakte een valse start die de band noodzaakte om te improviseren met een nieuwe song die ze konden brengen met enkel gitaar en zang en Sleep Forever dat moest starten zonder drums.

Maar eens die euvels verholpen, kon de lont echt in het kruidvat en maande Izzy B Phillips iedereen aan om drie stappen dichterbij te komen. Ze blafte als een pekineesje, zette vol Bloodlust de kapel op stelten en schudde bij All My Pride al haar frustraties van zich af met een goofy dansje.

Mothership was goed voor een sit-down en dan moest hoogtepunt Corinne nog komen, dat live nog sexyer was dan op plaat. Jammer dat we hiervoor te vroeg van The Boxer Rebellion weg moesten, maar het was gelukkig wel de moeite waard!

Nederlands grootste band, Kensington kreeg de vlakte vol houtsnippers pas echt stampvol. Was dit nog veilig, Vestrock? Nu ja, de mensen bleven gedisciplineerd en de bliksemschichten weg, maar we vragen ons toch af wat er zou gebeurd zijn, mocht Thor zijn hamer geslingerd hebben.

Kensington geniet een heel goede livereputatie (eind dit jaar staan ze drie keer in een uitverkochte Ziggo Dome)  en het dient gezegd dat de Nederlanders er alles aan genegen lieten om het publiek te plezieren: rookkanonnen, een sit-down, het obligate mannen/ vrouwen-spelletje, serpentines, glitterconfetti, vuur op het podium en vuurwerk, het was er allemaal.

En dan de hits natuurlijk, al zijn die alleen maar in Nederland gekend. Q-Music draait hen wel, maar op Studio Brussel zijn ze bijna nooit te horen. Zo stond laatste album ‘Rivals’ drie weken op één in Nederland en haalde de plaat dubbel platinum. Hier strandde het album op de dertigste plaats.

Riddles uit datzelfde album mocht de set openen. En meteen begonnen onze Nederlandse buren mee te springen en met de armen te zwaaien. We stonden erbij en hoorden een band die heel groot klinkt, een beetje als een mengeling van Dotan, Kings of Leon en Editors: wijdse gitaren, bonkende drums en veel oh-oh-oohs. Ideaal festivalvoer dus.

Zelfs een nummer als Ghosts, dat start als een zeemzoete ballad, nodigt binnen de kortste keren weer uit tot meespringen. En ook Rivals bouwde op van intiem liedje tot stadion-anthem waarop rookkanonnen niet mochten ontbreken.

Persoonlijk vonden wij Done With It en War, waarin een vleugje Afrika sloop, het leukst. Op dat laatste wou de band een België – Nederland organiseren, maar de Belgen waren zo in de minderheid dat het toch een “battle of the sexes” werd.

En hoe verder de show vorderde, hoe meer spektakel de band bood. Let Go werd ingeleid door een sit-down en een regen van serpentines die boven het publiek weden afgeschoten. Streets werd opgeleukt door een regen van vuurwerk; Home Again liet glitterconfetti neerdalen en Little Lights smeekte natuurlijk om gsm-lampjes en vuurwerk aan het eind.

Deze jongens hebben duidelijk de knepen van het vak onder de knie, maar op muzikaal vlak zien we ze weinig toevoegen aan wat we in België al hebben. Voor een familiefestival als Vestrock was dit echter top, zondermeer.

4 juni 2016
Marc Alenus