Type Records labelnight: Goldmund + Xela + Helios - Hartverscheurende schoonheid, spektakel en evenwichtsoefeningen

Stuk, Leuven, 8 november 2008

Het nog jonge Type Records doet misschien niet meteen bij iedereen een belletje rinkelen. Dat neemt niet weg dat dit vooruitstrevende label de laatste twee jaar menig maal indruk wist te maken met opgemerkte releases. Zo was er het prachtige ‘Pale Ravine’ van Deaf Center of het vertederende maar evenzeer bevreemdende ‘Shopping For Images’ van de drie Zweedse engelen van Midaircondo. Zelfs de postrockers kregen er met het uitstekende debuutalbum van Sickoakes een nieuwe plaat om te koesteren bij. En zo kunnen we nog wel even doorgaan. Wij durven daarom zonder schaamrood op de wangen, zeggen dat Type Records werkelijk bulkt van de kwaliteit. Om ons allen daarvan te overtuigen was er op 10 mei een Type Records labelnight in Het Stuk te Leuven. Wij waren van de partij en zagen dat het goed was.

Type Records labelnight: Goldmund + Xela + Helios - Hartverscheurende schoonheid, spektakel en evenwichtsoefeningen



Op het menu stonden Goldmund, Xela en Helios, drie sterke exponenten van Type Records. Het water stond ons letterlijk al dagen in de mond. Goldmund, alias Keith Kenniff, zette de opeenvolging van optredens in gang met zijn weemoedig en intimistisch pianospel. De vingers van de man gingen tergend zacht om met de pianotoetsen, elke aanslag was een ingehouden adem en elke noot een bespeling van onze ziel. In de zaal was het zo stil dat je bij wijze van spreken een naald kon horen vallen. Je hoorde zelfs het monotone gezoem van de koelkasten aan de zijkant van de zaal. Om nog maar te zwijgen van de verbolgen blikken die de zaal doorkruisten wanneer er ergens een gsm het collectieve muziekgenot poogde te doorprikken. Halverwege het optreden kreeg Keith de assistentie van een gitarist die zich meester toonde in de opbouw van vloeiende gitaardrones. De confrontatie van mans desolate pianospel en die dromerige gitaargolven riep bij ons Lynchiaanse denkbeelden op die ons terugvoerden naar verlaten, mistroostige en soms beklemmende plekken. Goldmund bracht het publiek zo simpelweg in vervoering met zijn verscheurend mooie post-klassieke melancholie en bevreemding.

 
 

En dan was het tijd voor Xela, het muzikale pseudoniem van Type-baas John Twells. Wij leerden hem kennen door zijn laatste album 'The Dead Sea', een amalgaam van folk en organische, tegendraadse en donkere ambient. Algauw bleek echter dat hij live een ander pad zou bewandelen. Zo was er de aanwezigheid van cellist Greg Haines, die ons gedurende het concert aan de grond genageld zou houden. Er was ook de aankondiging dat dit nog maar het tweede optreden was dat ze samen deden, het eerste was een flop geweest: ze werden niet betaald omdat de muziek “pure evil” was volgens de concertorganisator. Wij waren dus voorbereid op het ergste, al bleek dat later geheel onnodig te zijn. Wat we te horen kregen, was immers een half uur durende, schijnbaar geïmproviseerde, clash tussen twee artiesten die beklijfde van begin tot eind. Met behulp van loops en allerlei geluidsmanipulaties werd laag na laag opgebouwd en vervormd. Een melancholische cellomelodie groeide uit tot een storm van geluid, om daarna weer te verzinken in een andere golf van drones en vreemde geluidsbrijen. Het geheel kreeg ook een soort psychfolk-karakter door de ijle en vervormde zang van John en het gebruik van de cello als percussie-instrument. Xela was, kort samengevat, een waar spektakel voor oog en oor.

 

Keith Kenniff, die naast Goldmund ook onder de alias Helios musiceert, mocht de tot dan toe al fantastische muziekavond afsluiten. Als Helios kennen we van hem vooral het prachtalbum ‘Eingya’ dat je qua stijl als melodieuze ambient zou kunnen omschrijven, vergelijkbaar met Boards Of Canada zeg maar. Maar net als Xela liet Keith nu een ander geluid horen dan wat van hem gewend zijn. Waar we op het album bijvoorbeeld enkel instrumentale tracks hoorden, zong de man nu enkel kwetsbare popsongs die drijven op elektronische beats, synthesizers en een weemoedige gitaar. Het waren vooral nieuwe, onuitgegeven nummers bleek later. Maar dat maakte ons plezier er niet minder op. In de soms zeemzoete songs bewijst Keith Kenniff immers een begenadigd songschrijver te zijn met een pen vol gevoel. De enige opmerking die ons te binnen kwam, was dat we ons na enkele porties zeemzoeterigheid toch wat onwennig begonnen te voelen. Even dreigde de hele show misschien zelfs wat pathetisch te worden. Gelukkig brachten de laatste twee nummers ons alsnog op andere gedachten. Eerst was er een prachtige gitaarsong die ons deed denken aan het werk van gitaarvirtuoos David Grubbs. En ten slotte kregen we nog een heerlijk dubbelzinnige song die de zin “In heaven, it’s fine” combineerde met donkere en dreigende klanken. Een knappe afsluiter van wat achteraf bekeken toch een lastige evenwichtsoefening was tussen melancholie en pathetiek.

8 november 2008
Ewoud Beirlant