Tweedy - Drie uur verwennerij
Het Depot, Leuven, 16 november 2014
We hadden al recensies gelezen over de solotournees die Jeff Tweedy, frontman van Wilco, in de Verenigde Staten ondernam, en die waren altijd lovend. In Leuven had hij zijn zoon mee gebracht, dus we temperden de verwachtingen wat. Je weet hoe dat gaat met vriendendiensten (al dan niet in familieverband), zelden is het resultaat van de beleefde geplogendheden beter dan de ongepolijste dictatuur van de creativiteit.
Er was ook een voorprogramma voorzien, maar dat hadden ze zo mogen laten. Jocie Adams, die onder de naam Arc Iris met een groep opereert, stond in een gouden spandexpakje met een bende naar patchouli geurende hippiemuzikanten wat onbeholpen aan een gitaar te plukken, en het enige wat je kon denken was: indrukwekkende camel toe! Er waren wat nummers die er mee door konden, en daarbij denken we aan de laatste twee waarin ze samen met de van overdreven veel haar voorziene keyboardspeler wat wild loos ging, maar dat is ook het meest positieve dat we deze vertoning gezegd willen hebben.
Geef ons duizend keer liever de Tweedy-familie. Zoon Spencer drumde. Hij zag er jong uit, zonder baardgroei, bijna nog een tiener. Vader Jeff leek minder fris, hij heeft meer en meer de looks van een verwaaid Michelin-manneke in de prairie. Zijn verleden met verslavingen indachtig vreesden we even dat hij terug op het slechte pad was aanbeland. Misschien had hij daarom familietoezicht meegebracht?
Maar na een paar nummers waren we gerustgesteld: de man is OK. De bende muzikanten kwamen misschien initieel over als ersatz-Wilco, na slechts vier nummers overtuigde een zinderend Diamond Light Pt. 1 ons dat elkeen zijn plaats op het podium had verdiend op muzikale merites. Bassist Daren Gray had een wat zelfvoldane cool, maar rolde met groot enthousiasme door zijn baslijnen en leek wat vaderlijk toe te zien op de jonge snaak achter de drums. En hoewel gitarist Jim Elkington geen Nels Cline is, haalde hij toch af en toe even virtuoos uit met zijn gitaar. Ook Spencer’s jeugdvriend Liam Cunninham bleek een meer dan verdienstelijk keyboardspeler en zette bijvoorbeeld New Moon volledig naar zijn hand met een mooi orgellijntje.
Bleek dat op die ene soloplaat toch heel wat mooie liedjes waren bijeen gesprokkeld die niet altijd moesten onderdoen van wat onder de naam Wilco op de wereld wordt losgelaten. En was het daar bij gebleven dan waren we vast tevreden naar huis gegaan, maar toen Jeff Tweedy de muzikanten wegstuurde voor wat we dachten dat een deel bisnummers zou worden, breide hij in zijn eentje een volledig tweede deel aan het optreden.
Op akoestische gitaar gaf hij Wilco-klassiekers een eigen spontane uitvoering. I am trying to break your heart, One Wing, You and I, Spiders (kidsmoke), Shot in the arm en een zachtjes door het publiek meegezongen Jesus, Etc waren verbluffend mooi in hun uitgeklede versie, en het gemak waarmee hij gitaar speelde maakte indruk. Ook obscure pareltjes werden uit de kast gehaald, zoals het vroege Wilco-nummer Passenger Side, het van Woodie Guthrie geleende Remember The Mountain Bed en het voor Uncle Tupelo geschreven New Madrid. Op eenvoudig verzoek van iemand uit het publiek bracht hij het onder de naam Golden Smog uitgebrachte Radio King.
Een echte muzikaal verwenuur werd het, en eens dat over was haalde hij de volledige band terug op het podium om er nog wat toemaatjes bij te voegen, waaronder een extra feestelijk California Stars. Heel het concert door werd een ludieke conversatie met het publiek onderhouden, onder andere over het Nederlandse publiek dat hen de dag ervoor op Crossing Border wat hautain had onthaald. In Leuven bleef het publiek om meer schreeuwen, wat op lachend ongeloof werd onthaald. Wie ken je nog die meer dan drie uur speelt, vroeg Tweedy. Iemand antwoordde Bruce Springsteen. “Maar die is zó goed niet”, voegden wij er in ons hoofd aan toe.