The Whitest Boy Alive - Uitzinnig slotfeest

Ancienne Belgique, Brussel, 19 april 2009

The Whitest Boy Alive programmeren als afsluiter van het Domino Festival was geen slechte zet. Zo kon er namelijk afgesloten worden met een feest van jewelste. Eer dat feest los kon barsten moesten we echter wel nog enkele beproevingen doorstaan onder de naam Micachu & The Shapes en The Invisible.

The Whitest Boy Alive - Uitzinnig slotfeest



Die laatste groep telt leden uit de band van Matthew Herbert, maar ook uit Polar Bear en Zongamin, dus er kon haast niets foutlopen. Dat pakte jammer genoeg net even anders uit. De eerste nummers beloofden een spannende en vooral groovende set, maar al snel bleek dat de songs van The Invisible de nodige originaliteit misten om drie kwartier te blijven boeien. Ook de stemkwaliteiten van Dave Okumu, een nochtans kolossale maar - euhm - charismatische frontman, lieten wat te wensen over. Met een slotnummer dat afklokte op meer dan 10 minuten werden het ons op de koop toe ook niet bepaald gemakkelijk gemaakt.

Een heel pak euforischer werden we van Micachu & The Shapes. We kunnen ons amper herinneren hoe lang het geleden is dat we nog eens iets hoorden dat oprecht origineel en vernieuwend klonk. Micachu, ofte de 21-jarige Britse Mica Levi, sloeg daar wonderwel in. Hoekig, snedig, grappig en vooral onvoorspelbaar en dat overgoten met een behoorlijk rommelige en rauwe saus en de attitude van de Yeah Yeah Yeahs. Dat 'Jewellery', haar onlangs verschenen debuut, geproducet is door Matthew Herbert zou je, afgezien van de sporadische elektronische toetsen, dan ook niet zeggen. Om in de gaten te houden.

In vergelijking met de vorige acts klonk The Whitest Boy Alive dan ook behoorlijk 'gemakkelijk'. Maar dit was duidelijk waar het publiek voor gekomen was en nog voor er een noot van de uitstekende openers Keep a Secret en High on the Heels gespeeld was, stond de zo goed als volle AB al op koken, en dat mag op zijn minst een absurd gegeven genoemd worden. In een basic bezetting met al even basic instrumenten wisten de Noor Erlend Øye en zijn Duitse vrienden (allemaal onbewust hippe nerdy slungels) een sfeer te creëren die we eerder associëren met acts als Boys Noize of Justice.   Wat de groep speelde, maakte voor het publiek in feite niets uit. Elk nummer werd ontvangen alsof het een monsterhit is én werd zo ook gespeeld. Ook de band had duidelijk de tijd van zijn leven. De grens tussen band en publiek werd dan ook meermaals verbroken. Zo overhandigde keyboardspeler Daniel Nentwig halfweg de set een liefdesbrief van zijn Zweedse vriendin aan een man uit het publiek, werd er gezamelijk aerobics gedaan en werd een bord met "Show Me Love" uit het publiek op het podium gehaald waarop het voltallige publiek de popklassieker van Robin S. inzette. Daarop zette de band in en zorgde zo voor één van de onbetwiste hoogtepunten.

Andere flarden van covers op de setlist waren Out of Space (The Prodigy), Around the World (Daft Punk) en Push Push (Rocker Hi-Fi) waarop het driftig meegebrulde Courage gebaseerd is. Hoe fijn die covers echter ook waren, in feite had de groep ze niet nodig. Dead End, 1517, Golden Cage en vooral het uitzinnige Burning volstonden op zich al om het dak eraf te laten gaan.

Dit najaar mogen we nieuw werk van Kings of Convenience, de andere groep van Øye, verwachten. Wij zullen het alleszins moeilijk hebben om deze heerlijke dansbare pop weer in te ruilen voor zachte luisterliedjes. Laat ons hopen dat ze deze zomer eerst nog eens één of andere festivaltent laten ontploffen.

19 april 2009
Tom Weyn