The Van Jets - De beste Britpop komt uit Oostende en Gent
Vooruit, Gent, 25 maart 2013
De jaren des onderscheids, ze hebben zo hun voordelen: het kaf en het koren krijgen hun plaats, men loopt niet meer zomaar - of toch veel minder – z’n pik achterna en men kiést zijn momenten. Eén van die momenten hadden we maanden geleden al gekozen: het optreden van The Van Jets in Vooruit. We waren destijds nochtans niet van meet af aan gewonnen voor de garageglam van Ricochet, net zoals we nooit een vurig liefhebber zijn geweest van woordspelige groepsnamen. Maar zoals Johannes Verschaeve en de zijnen enkele maanden geleden, als opwarmer voor Balthazar, met slechts zeven nummers een afgeladen La Cigale in Parijs inpakten, dat wilden we wel eens zien overdoen, mét thuisvoordeel.
Paul Weller formuleerde ooit, met enig recht van spreken, drie criteria waarover een frontman dient te beschikken om zichzelf een zànger te mogen noemen: soul, controle en een eigen klankkleur . Wij maken ons sterk dat Johannes Verschaeve van oppermod Weller drie keer cijfers in de buurt van onderscheiding zou gekregen hebben. Here comes the Light en The Other Man klonken geheel in lijn met de sound van ‘Halo’: understated en afgemeten.
De groep doseerde net zoals de zanger spaarzaam en trefzeker en Verschaeve toonde zich meteen als de aparte frontman die hij is: blote bast, een van Billy Idol gepikte ‘crooked smile’, een body-mass index in de buurt van de maartse buitentemperatuur, ‘Mercuryaanse’ rode trainingsbroek en een – bescheiden – nekmatje. En tòch cool als de neten.
Al van bij het derde nummer toonden de Jets zich belezen, bevlogen en creatieve docenten popgeschiedenis. De voltallige klas hing de meesters aan de lippen. En terecht.
Tijdens Electric Soldiers werd er geknipoogd naar Bowie’s Hang on to Yourself, If I Was Your Man stak in geilheid Prince naar de kroon en Bowie was meteen opnieuw van de partij in de lyrics van Bankers, dat een apocalyptische tribal outro aangemeten kreeg.
De groep strooide, zoals steeds, nadrukkelijk Bowie-citaten rond, maar het gebeurde speels en het ging nooit vervelen, de lyrics zijn puur en very British craftsmanschip: “Daydreams, nightmares, birds and killerbees” uit Onawa, of de manier waarop Verschave ‘Bon Marché’ op ‘gravity’ laat rijmen.
The Van Jets maken britpop, zoals die over het kanaal op dit moment niet gemaakt wordt: origineler dan het versleten Suede, avontuurlijker dan de Boo Radleys en even aanstekelijk als (maar verfijnder dan) reeds lang ter ziele gegane Menswear.
En niet alleen Johannes gaf geschiedenisles, ook gitarist Wolfgang Wymeersch raasde als een bezetene door meer dan dertig jaar pop- en rockhistorie, met ook hier een hoorbare liefde voor Bowie-getrouwen als Robert Fripp, Carlos Alomar en Adrian Belew.
Maar de geschiedenis zou een uitverkochte Vooruit aan de reet roesten. Het publiek droeg de band op handen en liet zich gewillig platspelen. We zagen trouwens de voorbije zes maanden op geen enkel binnen- of buitenlands concert zoveel ravissant vrouwvolk als hier vanavond. Ook dat wil wat zeggen.
De band speelde hecht, Johannes' geheel eigen motoriek zorgde doorlopend voor uitzinnige open doekjes en broer Mich ontpopte zich, in schril contrast met z’n beheerste off-stage verschijning tot een pitbull met sticks: superdrummer.
Een kniesoor zou, niet geheel onterecht, iets kunnen zeggen over het vrij hoge bubblegum-gehalte van een deel van het oeuvre van The Van Jets. Maar de band maakt nu eenmaal hedonistische glampop: er wordt niet naar eeuwigheidswaarde gezocht, wel naar knap verpakte en vaardig gepresenteerde instant-gratification, met glitters op de blote bast.
Morgen, als de mascara is uitgelopen en de oogschaduw verdwenen, zien we wel weer. Maar vanavond was het feest.