The Strypes - Opnemen en uitspugen

Ancienne Belgique, Brussel, 22 oktober 2015

Toen we The Strypes twee jaar geleden leerden kennen, waren het nog broekventjes. Twee jaar later eigenlijk nog altijd: de oudste mag nog altijd geen pintje bestellen op café in de Verenigde Staten. Maar op het podium zijn ze alleszins gegroeid. En als die groei zich doorzet, dan weten we niet meteen waar ze gaan eindigen. 

The Strypes - Opnemen en uitspugen



De arrogantie, die we ooit ontwaarden bij frontman Ross Farrelly, is grotendeels verdwenen en daarmee ook de zonnebril. Die arrogantie is doorgegeven aan Josh McClorey die wat nieuwe trucjes heeft geleerd op gitaar en daar maar wat graag mee wilde uitpakken. Niet onterecht; we moesten vaak aan Mike McCready van Pearl Jam denken en een enkele keer zelfs aan Josh Homme bij Queens Of The Stone Age.

Waarom The Strypes nog niet groter zijn dan ze vandaag zijn is simpel: waar ze live van begin tot eind knallen, moeten ze de eerste plaat van dat niveau nog maken. ‘Snapshot’ was aardig als introductie, tweede album ‘Little Victories’ kent meer pieken en dalen en is dus eerder middelmatig. Live daarentegen lijkt elke song van The Strypes boven zichzelf uit te stijgen en worden ze het soort groepje dat de ene na de andere topsong op je afvuurt; een vijftal per kwartier. En daarvan wil je alleen maar meer.

Beginnen deden ze met ’84, één van de beste nummers op die nieuwe plaat. Het deed denken aan de jonge en baldadige Arctic Monkeys. ’84 is dan ook een song die niet misstaan had op ‘Favourite Worst Nightmare’. Het was meteen de enige song waarin The Strypes echt aan de Monkeys deden denken en dat maakte dat de invloed niet stoorde. Ze hebben allicht naar dezelfde platen als wij geluisterd.

Vergelijk The Strypes maar met een spons: ze zijn jong en ze luisteren naar veel muziek, die niet evident is voor mensen van hun leeftijd. Ze nemen dat alles op en spugen het weer uit op het podium, voorzien van een Strypes-dressing. Zo komt het dan ook dat ze een hele zaal een song van Bo Diddley luidkeels kunnen laten meezingen (You Can’t Judge A Book By It’s Cover) terwijl de meesten van hen waarschijnlijk nog nooit het origineel hebben gehoord. Hetzelfde deden ze met Kick Out The Jams van MC5, een nummer dat Pearl Jam ook graag bovenhaalt op het podium. En zelfs een nummer van Joe Jackson (I’m The Man) wisten ze gevaarlijk te maken.

Dat ze graag en goed coveren, wil niet zeggen dat ze zelf niets te bieden hebben; want I Don’t Want To Know en elk ander nummer, waarin Ross zijn mondharmonica erbij nam, waren geweldig. En nieuwe single A Good Night’s Sleep And A Cab Fare Home heeft niet alleen een goede titel, maar klinkt ook een tikje trager en meer matuur dan alles op ‘Snapshot’. En waar singles What A Shame en Get Into It op de radio altijd wat vlakjes klonken, was daar live niks van te merken.

Ze zijn er nog niet, The Strypes. Daarvoor deed een nummer als Scumbag City ons te veel aan Kaiser Chiefs denken en wie wil die nog als voorbeeld nemen? Maar het goede aan dat nummer was dan weer Josh McClorey, die waar hij ook maar de kans kreeg een gitaarsolo toevoegde. Vaak klonk het als Pearl Jam en in Queen Of The Half Crown zelfs als Josh Homme bij The Queens.

En die vergelijkingen zetten je aan het denken: misschien dat ze, als ze het lang genoeg volhouden en stelselmatig blijven evolueren en groeien, het ooit wel tot headliner op Rock Werchter kunnen schoppen. Binnen een jaar of twintig, als Pearl Jam haar afscheidstournee gegeven heeft en Josh Homme niets liever doet dan thuiszitten bij vrouw en kinderen, dan is het misschien wel aan The Strypes.

22 oktober 2015
Geert Verheyen