The National - Wat verwacht werd
Vorst Nationaal, Brussel, 18 november 2013
Wie ons enkele jaren geleden gezegd zou hebben dat The National anno 2013 voor achtduizend overenthousiaste fans in een maanden op voorhand uitverkocht Vorst Nationaal zou spelen, zouden we eens goed uitgelachen hebben. Vandaag lijkt het de normaalste zaak van de wereld.
Zoals bij alle concerten in Vorst werd ook This Is the Kit een kwartier te vroeg het podium opgestuurd om daar te doen wat de meeste support acts in deze gigantische bunker doen; ons drie kwartier bezighouden. Meer was er niet aan, want het geluid was zo abominabel slecht dat er van hun subtiele folk niet veel meer restte.
Daarenboven leek de groep in hun hoofd te hebben dat ze maar extra luid moesten spelen in zo’n arena, waardoor ook de laatste, leuke details uit hun muziek verdwenen. Waarom doen bands, managements en organisatoren eigenlijk nog de moeite om voorprogramma’s van deze aard te programmeren?
Na talrijke doortochten op Rock Werchter, Pukkelpop en bijna drie jaar geleden in ditzelfde Vorst Nationaal, wisten we wel ongeveer wat ons te wachten stond bij The National. Wat wel nieuw was, was de indrukwekkende lichtshow en de dito visuals. Ook nieuw was de gigantische rotvaart waarmee de set op gang getrokken werd. Don’t Swallow The Cap, I Should Live In Salt, Anyone’s Ghost en vooral een verschroeiend Bloodbuzz Ohio klonken luider en harder dan ooit tevoren.
Tijd voor pauzes was er niet, tijd voor gezwets tussen de nummers door evenmin. Het moest vooruit gaan en de eerste helft van de set was behoorlijk indrukwekkend. Uitschieters waren Hard To Find (het eerste ingetogen nummer van de set), Afraid Of Everyone (de opbouw blijft geniaal) en Squalor Victoria (hoe houdt Matt Berninger het uit om elke avond opnieuw zo de longen uit zijn lijf te schreeuwen).
Daarna nam het zevental wat gas terug terwijl Berninger zoals steeds als een zenuwachtige, besluiteloze, halve gek rondjes liep over het podium en af en toe zijn microfoon keihard tegen de grond of tegen zijn hoofd kwakte.
I Need My Girl klonk knap, maar daarna dommelde de set net te veel in. Abel en Slow Show (Bruce Springsteen was nooit zo dichtbij) schoten er nog uit, maar daarna verzonken we weer in dromerijen en tijdens nochtans perfecte versies van Pink Rabbits en Humiliation konden we het geeuwen zelfs niet onderdrukken. Iets waar we bij The National nooit eerder last van hadden.
England deed ons weer rechtveren en Graceless was er boenk op, met uitzondering van Berninger die er hier meermaals boenk naast zat. Met Fake Empire werd na maar liefst eenentwintig nummers een punt gezet achter de set.
Met een fenomenale bisronde werd de wat slappere, tweede helft van de set vervolgens helemaal rechtgetrokken. Lean (hun bijdrage aan The Hunger Games) klonk opvallend fris en helder en tijdens een verwoestend Mr. November trok Berninger naar goede gewoonte het publiek door tot op de tribunes. In Terrible Love van hetzelfde, met een extatisch publiek als achtergrond.
Die extase werd met Vanderlyle Crybaby Geeks op miraculeuze wijze ingeruild voor een ongelofelijke stilte. Het volledig akoestische nummer vormde een bijna ritueel meezingeinde. Eentje dat een zaal voor een laatste keer dat prachtige samenhorigheidsgevoel geeft, waaardoor je niet anders kon dan concluderen dat hier een topband op zijn hoogtepunt stond.