The Low Anthem - Tot rust
Ancienne Belgique, Brussel, 5 april 2011
Op Pukkelpop moesten ze tegen de storm van beats en zware gitaren in zingen, waardoor hun breekbare muziek niet echt tot zijn recht kwam. Met de AB kreeg The Low Anthem de zaal en misschien ook wel het publiek, dat de groep verdiende. Bleef nog de vraag of die "moeilijke" tweede cd de live-test zou doorstaan, want er staan wel degelijk enkele mindere songs op 'Smart Flesh'.

Maar eerst was het aan The Head And The Heart. Die bleken beide onderdelen van hun naam alvast op de juiste plaats te hebben zitten, maar niet over de nummers te beschikken om echt potten te breken. Het gehuppel en de samenzang waren best aangenaam, maar niet van die kwaliteit en klasse om onvergetelijk te zijn. Daarvoor werd er te veel teruggevallen op doorsnee popliedjes. Het publiek liet er zich echter graag door bedwelmen en bedeelde de band met een wat overdreven, langdurig applaus.
Op dat vlak had The Low Anthem trouwens ook niet te klagen. Al na het eerste nummer was het gejoel niet te stuiten. Blijkbaar was dit voor sommige van de toeschouwers het eerste uitje van het jaar en waren zij vastbesloten om er een memorabele avond van te maken.
Maar bij momenten was het wel bijzonder mooi. Met Ticket Taker werd je onmiddellijk de adem afgesneden. Een akoestische gitaar, een staande bas en een klarinet volstonden om de zaal meteen in de ban te krijgen. De klassieke methode - met zijn vieren rond één microfoon - werd bovengehaald voor Ghost Woman Blues en was echt niet alleen mooi om zien.
Uiteindelijk zou het kwartet met die methode nog het meeste indruk maken. Het viertal liedjes (To Ohio, Evangeline, Charlie Darwin en Bird On The Wire) waarmee The Low Anthem zijn eigenlijke set afsloot, was simpelweg van een verbijsterende schoonheid. Daar kon de, vanwege de avondklok tot één nummer ("We only know one more song" en dat was dan Smart Flesh), beperkt gehouden bisronde niets meer aan veranderen.
Vooraf waren er ook al hoogtepunten, waarbij onze voorkeur vreemd genoeg uitging naar de keur aan covers die de groep bovenhaalde. Leonard Cohen (Bird On The Wire), Robbie Robertson (Evangeline), Tom Waits (Home I'll Never Be) en de illustere Reverend Gary Davis (Sally Where D'You Get Your Liquor From?) maakten samen met de Ierse folksong The Old Triangle bijna een vijfde van de set uit.
Enig probleem was dat de elektrische gitaar van Ben Knox Miller in Hey All You Hippies en enkele andere nummers je toch nog noopte om oordoppen te gebruiken. Het gsm-moment was dan weer wel geniaal: Knox Miller nodigde iedereen uit om naar elkaar te bellen en de speaker aan te zetten, wat resulteerde in een hele volière aan feedback en een geanimeerd This God Damn House.
Op dat ene schoonheidsfoutje na was dit best een bijzondere avond, een avond waarbij je volledig tot rust kon komen, iets wat in deze hectische wereld moet gekoesterd worden. En wat die mindere nummers op de tweede cd betreft, geen mens die daar na dit concert nog maar aan dacht.