The Libertines - Terechte iconen van de indie

Vorst Nationaal, Brussel, 2 oktober 2014

Toen we tijdens de jongste Rock Werchter Pete Doherty en zijn Babyshambles aan het werk zagen, was dat zo’n achttien uur na het grootse reünieoptreden van The Libertines in het Londense Hyde Park. Geen goed voorteken voor de mentale en fysieke paraatheid van het Londense enfant terrible. En inderdaad, Doherty zwalpte over het podium en illustreerde met verve de behoorlijk clowneske reputatie die de man nu al een tijd met zich meedraagt. Behoorlijk entertainend, daar niet van, maar na elke passage van Doherty stellen we ons de vraag: "komt het ooit nog goed met die man?”. Amper twee maanden na die doorzopen doortocht in Werchter, kregen we plots een andere Doherty te zien. The Libertines zijn terug, en ze slaagden er zowaar – even - in om hun zwakste en tegelijkertijd meest aanstekelijke schakel in het gareel te houden. Daar klinken we op!

The Libertines - Terechte iconen van de indie



Er is een groot verschil tussen de Doherty van Babyshambles en die van zijn eerste en oudste liefde The Libertines. Geen kwaad woord over die eerste band, maar zeker bij hun jongste doortochten draaide het toch vooral om de onvoorspelbaarheid van Pete ("welke frats zal hij nu weer uitsteken?”). Drank vloeide rijkelijk, noten en akkoorden mochten al eens gemist worden en als Pete een gitaar achteloos wegkeilt of zijn roadie ongewenst laat crowdsurfen, dan is dat een plus voor de entertainmentwaarde van de avond. Dat was hier heel anders: Doherty leek opvallend nuchter (of toch nuchterder dan gewoonlijk); zijn gemompel was nog altijd nauwelijks te verstaan, maar de chaotische rock-'n-rollshow die The Libertines neerzetten bleef overeind als een huis.

Ze hadden het ons nochtans niet gemakkelijk gemaakt. The Libertines trakteerden het publiek op een intro vol mooie videobeelden (hoofdzakelijk geplukt uit de fantastische documentaire ‘There Are No Innocent Bystanders’), die zo lang duurde dat we ons al begonnen af te vragen of het viertal nog wel zou komen opdagen. Het adagium "Pete komt nete" is immers niet voor niets in het leven geroepen. Toen ze dan toch het podium betraden, bleek onze vrees dat de energieke rammelrock van The Libertines in een grote, galmende zaal als Vorst Nationaal niet tot zijn recht zou komen, aanvankelijk gegrond. De mokerslagen van drummer Gary Powell deden even denken dat de Duitsers terug in het land waren, en rechttoe-rechtaan vluggertjes als The Delaney en Horrorshow gingen relatief onopgemerkt voorbij, verdrinkend in een zee van knetterende drums en pompende baslijnen.

Het was ook duidelijk dat The Libertines lang zijn weg geweest, dat het publiek niet (meer) bekend is met hun backcatalogue en met de licht atypische performance. Maar even het grove geschut bovenhalen bleek voldoende om de twijfels weg te nemen: Time For Heroes schopte al snel keet, en met Music When The Lights Out kregen we een eerste, perfect getimede meezingmoment. Weg was de angst dat deze Libertines misschien wat gedateerd zouden klinken.

Jarenlang moesten we lezen hoe uniek het samenspel tussen Doherty en die andere frontman, Carl Barat, wel niet was. Hoe hun tumultueuze jaren vol haat en liefde doorschemerden in alles: de teksten, de manier waarop de ene voor de andere invalt of de haast romantische manier waarop ze een micro met elkaar delen; er is geen woord van gelogen. De chemie spatte van het podium, en dat bleek nergens zo duidelijk als in Can't Stand Me Now, waarin Doherty en Barat openlijk hun moeilijke verhouding bezingen.

Bij Babyshambles krijg je de indruk dat het toch vooral "Pete en de rest" is. Niets van dat bij The Libertines: drie van de vier bandleden kregen met recht en rede de kans om solo en akoestisch hun kunnen te bewijzen. Barat kreeg de haren overeind met een nijdig The Ballad Of Grimaldi, nog een nummer van Doherty. Die zorgde zelf voor de luidste singalong met een vurige en opvallend frisse versie van Fuck Forever van zijn eigen Babyshambles. Het laatste woord was voor bassist John Hassall, die tot dan nog niet uit de schaduw van de twee zangers was getreden, maar plots vriend en vijand verbaasde met een fantastische versie van Never Lose Your Sense Of Wonder van zijn eigen band Yeti, die inmiddels al een jaar of vijf opgedoekt is.

Dat The Libertines ooit de iconen van de Britse indie zijn geweest, bewezen ze met een spervuur aan grote en minder grote hits: het publiek zong of danste vlijtig mee bij What Katie Did of Don't Look Back Into The Sun, maar tegelijkertijd waren velen ongetwijfeld al het bestaan vergeten van andere parels, zoals het swingende Death On The Stairs of het melancholische Tell The King. Het naar Ramones neigende, afsluitende duo What A Waster en I Get Along (voor wie op zoek was naar de invloed van producer, Clash-gitarist Mick Jones) mocht deze broeierige avond besluiten.

Bij deze jongens mag je nooit te vroeg victorie kraaien: "Have we enough to keep it together", zo schreeuwde Doherty in Can't Stand Me Now, en het is inderdaad niet ondenkbaar dat drank, drugs of flamboyante persoonlijkheden snel weer een einde maken aan deze terugkeer van een unieke band. Maar zo gedreven en passioneel als bij dit optreden hebben wij hem nog niet gezien. Oude liefde roest niet, en we hopen dat de woorden van Powell, die afscheid nam met de gevleugelde woorden "See you soon", niet voor niets zijn geweest.

2 oktober 2014
Filip Van der Elst