The Decemberists - Sterke tweede helft.
Botanique, Brussel, 8 november 2008
Lavender Diamond, de nieuwste weird-folksensatie, mag het publiek opwarmen. Als een Griekse godin, gekleed in een lange blauwe cocktailjurk en met bloemen in haar haar, verschijnt Becky Stark, een jonge Amerikaanse met een waarlijk hemelse stem, op het podium. Met erg beperkte middelen (een akoestische gitaar, een piano en een sterk uitgedund drumstel) probeert de groep emoties op te roepen die het publiek in vervoering kunnen brengen. En aanvankelijk lukt dat aardig. De huppelpasjes tussen de nummers door, de expressieve uitdrukking op haar aangezicht, de bindteksten (“Congratulations for world peace”) doen misschien wat zweverig aan, maar desondanks worden de aanwezigen best gecharmeerd. Alleen de muziek en de repetitieve teksten (You Broke My Heart, When Will I Love Again?) kunnen nog niet (lang) genoeg boeien. Maar dat hier potentie in zit, is wel duidelijk. Bovendien is al meermaals gebleken dat hier een publiek voor bestaat.Ook The Decemberists weten van wanten als het op pathetiek aankomt. Hun muziek is sterk verwant aan folk en het gebruikte instrumentarium (accordeon, draailier) draagt bij tot de melancholie die wordt opgeroepen in hun nummers. Hun meest recente album ‘The Crane Wife’ krijgt logischerwijze het meeste aandacht. Zo wordt er begonnen met één van de sterkste nummers van dat album The Crane Wife 3 waarna het meer dan tien minuten durende epos The Island – Come And See – The Landlord’s Daughter – You’ll Not Feel The Drowning wordt gereciteerd. Vooral het tweede nummer blijkt een (te) lange zit, waardoor de aandacht toch iets verslapt.Tussendoor weet Colin Meloy de zaak op te luisteren met de nodige humor. Zo vermeldt hij bijvoorbeeld dat hij voorzitter was van de French club op de universiteit, maar dat dat van nul en generlei waarde blijkt te zijn nu hij die kennis aan de realiteit kan toetsen. Of er is de ludieke cover van Supertramps Breakfast In America, die, volledig onvoorzien en geïmproviseerd, wordt bovengehaald tot groot jolijt van de hele groep en de toeschouwers. En precies dat blijkt de ommekeer aan te geven. Tijdens het daaropvolgende Yankee Bayonet wordt de zaal mooi opgedeeld in vieren om in canon mee te zingen. De sfeer wordt er nog beter op en zelfs tijdens akoestische nummers als Shankill Butchers blijft het publiek geboeid. Uiteindelijk wordt het optreden – net als de plaat trouwens – afgesloten met deel 1 en 2 van The Crane Wife en het schitterende Sons And Daughters. Na een korte pauze zweeft de groep verder op dezelfde positieve vibe met Eli The Barrel Boy en July July, beiden wat oudere nummers, maar daarom niet minder leuk. Bij het laatste nummer wordt voorprogramma Lavender Diamond er ook nog even bijgehaald.De aanwezigen zien, vooral dankzij een prima tweede helft, een goed, maar geen spectaculair optreden, ondanks de reputatie die The Decemberists hebben opgebouwd. Al bij al verlaten wij toch tevreden de behoorlijk gevulde zaal.
