The Cure - The party just gets better and better
Sportpaleis, 23 november 2022
Als je het Sportpaleis een jaar op voorhand kan uitverkopen en een paar dagen voor je concert op Ticketswap nul tickets beschikbaar laat noteren voor 11542 zoekenden, dan ben je ofwel het allerhipste snoepje van het jaar ofwel een legendarische band buiten categorie. The Cure hoort overduidelijk in die laatste categorie thuis, maar in het Sportpaleis kwam Robert Smith ongewild nog eens onderstrepen hoe invloedrijk die band wel is, ook nog anno 2022.
Het laatste album van The Cure dateert intussen alweer van 2008, maar de naam van huidige tour, "The Lost World Tour", zou refereren naar een binnenkort te verschijnen nieuwe plaat. In Antwerpen blikte The Cure vooral terug naar de vorige eeuw (of als u het graag dramatischer hebt, naar het vorige millennium) met slechts twee nummers met minder dan dertig jaar op de teller (Burn uit 'The Crow'-soundtrack, en The Last Day Of Summer uit 'Bloodflowers'). Maar de band presenteerde in het Sportpaleis ook een handvol gloednieuwe songs, die ons eigenlijk wel doen uitkijken naar dat nieuwe album.
Die nieuwkomers werden netjes over de set gespreid. Opener Alone liet Robert Smith sjofel over het podium kuieren, alsof hij even in de tuin ging kijken of er nog iets gesnoeid moest worden. Het typeerde het brein van de band: hij deed zijn wondermooie ding wars van megalomanie. Je kon het bezwaarlijk een "show" noemen, links en rechts van het podium hingen twee bescheiden schermen waarop het beeld van een vaste camera werd gecapteerd, verder zagen we erg spaarzame visuals met soms een enkele foto die een hele song lang als backdrop fungeerde. Enkele op één hand te tellen keren kregen de videowalls achter het podium een glansrol, zoals tijdens Shake Dog Shake, Lullaby of Friday I'm In Love. Kortom, tweeënhalf uur lang stond maar één ding centraal en dat was de muziek, ontdaan van alle franjes of sterallures.
Maar goed, terug naar die nieuwe songs. Het verschil tussen een nostalgie-act en dit optreden van The Cure, is dat de nieuwe songs geen noodzakelijk kwaad waren (of pils-/plaspauzes), maar perfect in de set pasten. And Nothing Is Forever, A Fragile Thing of Endsong lijken in het verlengde te liggen van de sound die 'Wish' uitdiepte na 'Disintegration'. De nieuwe song die iedereen beroerde, was zonder twijfel I Can Never Say Goodbye, een erg persoonlijke song over het verlies van Smith's broer (de frontman moest de voorbij jaren zowel beide ouders als zijn broer afgeven) die dreef op een prachtig riedeltje uit de keyboard van Perry Bamonte.
Hoe veelbelovend het nieuwe werk ook is, iedereen in het Sportpaleis hoopte wellicht zijn of haar jeugdfavorietje te horen. We hebben zo'n vermoeden dat iedereen in de loop van de avond wel werd bediend. Voor de één was dat A Night Like This uit 'The Head On The Door', voor de ander het überromantische Lovesong uit 'Disintegration'. Ook stokoude songs als Cold, At Night, Charlotte Sometimes of The Hanging Garden werden duidelijk gesmaakt. Na die laatste song vertelde (of murmelde) Smith dat hij tijdens de song flashbacks had gehad naar de nacht dat hij The Hanging Garden schreef (dat moet in 1981/1982 geweest zijn). Play For Today werd dan weer door het voltallige Sportpaleis meegezongen als was het een voetbalhymne die de gemiste openingsmatch van de Rode Duivels moest doen vergeten (achteraf gezien bleek The Cure trouwens ook de betere keuze van de avond te zijn).
Ons hoogtepunt van de avond was het altijd verhoopte maar zelden gespeelde Faith, een ongelooflijk gebalde brok donkere hoop. Deze bloedmooie song paste echter niet in het "de fun, de hits"-rijtje zodat mensen rond ons helaas begonnen te kletsen of rechtstonden om pintjes te halen. Het mag dan wel de periode van het WK Voetbal zijn, maar Mundiale, Pintje Hale is echt wel voor thuis of op café en niet iets dat je tijdens een haast sacraal concertmoment doet. Het was overigens tijdens die wereldbeker in Italië in 1990 dat The Cure op Rock Torhout pas wou spelen nadat het Engelse team de kleine finale had afgewerkt.
Jammer voor Robert Smith, maar die ene goal van David Platt (ja, dezelfde die België toen uit het toernooi knikkerde in de Slechtste Honderdnegentiende Minuut Uit De Vaderlandse Geschiedenis) mocht niet baten tegen de twee goals van het gastland. Maar dit geheel terzijde, genoeg geluld over voetbal. Faith ging in Antwerpen over in de floorfiller, genaamd A Forest. Vanop de tribune keken we op een middenplein dat was omgetoverd tot een bos van smartphoneschermpjes. Filmen/delen/likes/hartjes/wows,... again and again and again and again. "The party just gets better and better", quoi. Aan het eind van de song stonden Robert Smith en bassist Simon Gallup broederlijk tegen elkaar op te spelen, begeleid door het ritme van duizenden klappende handen. Een iconische concertclimax.
Intussen stond The Cure al ruim twee uur op het podium. Robert Smith vond dat het tijd was voor ontspanning en dus werd de tweede bisronde er eentje van aaneengeregen Spielereien, aftrappend met de weirde hit Lullaby, over popniemandalletjes als Let's Go To Bed en Friday I'm In Love naar het midden van de jaren tachtig met Close To Me, Inbetween Days en Just Like Heaven. Die meer frivole greep uit het immense oeuvre van The Cure onderdrukte eindelijk ook de logge (bas)drum die al de hele avond de geluidsmix had gedomineerd. Smith en band waren in de nopjes en toen de set uitmondde in Boys Don't Cry, was die vierenveertig(!) jaar oude song zowel voor The Cure als voor het Sportpaleis de ultieme verfrissing na tweeënhalf uur genieten.
The Cure bracht in Antwerpen een optreden dat voor iedereen een lach en een traan in petto had, maar herinnerde er ons en passant ook nog eens aan dat onze muziekwereld - of het nu shoegaze of postrock of slowcore of wat dan ook is - een stuk saaier was geweest zonder hun onmetelijke invloed.