Steven Wilson - Professor Pop op provocatietoer

Ancienne Belgique, 9 maart 2018

“Like playing to a cemetary.” Zo omschreef Steven Wilson de sfeer van zijn recente show in het Duitse Essen. We zagen hem nooit zo provoceren als in de AB. Hij keek het publiek strak en met uitgestreken gezicht aan. En kreeg wat hij wilde: enthousiasme uit de zaal. Wat kregen wij terug? Een uitputtende, visueel verbluffende bergrit van een show. Niet foutloos, wel memorabel.

Steven Wilson - Professor Pop op provocatietoer

Drie nummers ver: Adam Holzman vuurde een waanzinnige Moog-solo af toen de woorden Love Will Tear Us Apart oplichtten. Joy Division en progexcessen? Op papier verdragen ze elkaar niet. Maar zoals Wilson als volleerd popprofessor toelichtte: muzieksnobisme verdient de vinger. Wilson was niet te beroerd om de bomvolle zaal de les te spellen over enggeestig luistergedrag. “I take great joy in offending”, gooide hij er voor de slechte verstaander achteraan.

Hij nam ook vurig de verdediging van ABBA op zich toen hij Permanating inleidde. De song die hij schreef met Bjorn en Benny in het achterhoofd. Wilson hoopte zo goede wil te sprokkelen voor het controversiële disconummer van zijn meest recente album ‘To The Bone’ (2017). Maar hoewel zijn aanloop veelbelovend was, stelde de punchline teleur. Het tempo sleepte en het ritme leed aan swingarmoede. En toch bleef het liedje op de terugtocht spoken in ons hoofd. Kun je nagaan.

Even later, zette Wilson ook Prince op een piëdestal. Hij zou de strofes van The Same Asylum As Before falsetto gaan zingen, net zoals zijn purperen jeugdheld: “A middle class white guy from Hemel Hempstead trying to sing like a funky black dude from Minneapolis”. Wilsons oer-Britse gevoel voor zelfrelativering was intact. Maar zijn magistrale versie van Sign O’ The Times hield hij achter.

Kom kom kom nu. Neuten over de setlist zou wel heel klein zijn. De balans zat perfect: ongeveer een derde van de songs dateerden uit de Porcupine Tree-dagen, de overige plukte Wilson uit zijn recente solowerk.

Het ene moment leverde de vijfkoppige band de alles verpulverende soundtrack bij het einde van de wereld. Met dank aan het meteorietenregen van bassist Nick ‘Too Shy’ Beggs en drummer Craig Blundell op Arriving Somewhere But Not Here, Detonation, The Creator Has A Mastertape, Ancestral, Vermillioncore en Sleep Together.

Het andere moment ruilde de groep brute fors in voor schaamteloze schoonheid. Zoals op Refugee, Lazarus, Pariah en Heartattack In A Layby. Beggs en gitarist Alex Hutchings brachten de circulaire canon van die laatste song onaards perfect. Hutchings bezorgde de gitaarpartij van de Porcupine Tree-klassieker (‘In Absentia’, 2002) trouwens een subtiele upgrade.

Fans van downgrades kwamen ook aan hun trekken: Wilsons eerste bisnummer was een gekortwiekte, naakte versie van Even Less (‘Stupid Dream’, 1999). Alleen Wilson, zijn afgebladderde Telecaster en een bescheiden lampenversterker. Billy Bragg-stijl. Alleen vervloog de magie van het origineel door de song in op te punken. Jammer.

En dan de visuals. Inclusief hologrammen. Dat is een vuil woord sinds geldwolven de geesten van Elvis, Tupac, Dio en Orbison tegen hun wil de wereld rond laten toeren. Maar Wilson is geen nostalgiefabriek. Neem de uitdagend dansende neonsilhouetten tijdens Song Of I. We stonden aan de grond genageld, zoals de Franse lui die als eersten de films van Georges Méliès te zien kregen.

Ook de 2D-animaties prikkelden de zintuigen. De honderden hoekig dansende fembots van Detonation. De graphic novel bij People Who Eat Darkness. En vooral: de extreem aangrijpende, van dood doordrongen film bij The Raven That Refused To Sing. Onze ogen baadden in een laagje zout water. Een siddering legde het parcours van onze ruggengraat af. Wat een kunstwerk. En wat een slotakkoord voor een vreemde, impactvolle avond. 

Bekijk alle foto's hier.

11 maart 2018
Fabian Desmicht