Steven Wilson - Wilde extremen en controverse
AB-Box, Brussel, 17 mei 2012
Steven Wilson (Porcupine Tree, No-Man, ...) op solotoernee. Het moest er eens van komen. Waar de eigengereide muzikant-producer vroeger zijn soloheil zocht in hermetisch experiment (Bass Communion, I.E.M), zet hij nu zijn initialen onder een uniek soort allesvretende, gitzwarte avantrock. In de AB Box kneep hij er je keel mee dicht. Zijn fascinatie voor seriemoordenaars bespreken met een Belgisch publiek bleek wel een brug te ver.

Laat ons maar de meest controversiële zin van de avond prijsgeven: "When did Marc Dutroux produce his best albums?" De naam was hem voorzichtig aangereikt uit het publiek, als antwoord op zijn vraag naar onze meest vermaarde seriemoordenaars. Elders in de zaal mompelde iemand nog Roland. De spanning was te snijden. Nee, het Belgische publiek vond het niet gemakkelijk hiermee te dollen. Het collectief geheugen is nog steeds in shock.
Stel je voor: in Noorwegen zou de zaal wellicht leeggelopen zijn. Wilson pakte de situatie aan met de nodige flegmatiek en vroeg om oorverdovende stilte voor het delicate begin van moordenaarsepos Raider II. In amper enkele minuten tijd leidde hij ons van King Crimson-bombast over industrial tot free jazz. Nog verbazingwekkender was Remainder The Black Dog, dat alle pretentie had van een serieuze symfonie, die van Wilsons constant uitmuntende band een waanzinnige uitvoering meekreeg.
Dat de man grootse plannen heeft met precies deze groep muzikanten, bewees hij met het gloednieuwe Luminal, waarin we evenveel Rush en Jethro Tull hoorden als Electric Masada. Een elegisch middendeel? Mellotron? Dwarsfluit met delay? Wilson maakt er een uniek klankweefsel van. Wie dit gewoon prog noemt, gaat echt te kort door de bocht.
Zijn universum is er ook geen van futuristische fantasieën of nostalgie naar het feodale tijdperk. De melancholische kant van het leven, dat is zijn habitat. Met Get All That You Deserve bereikte hij naar het einde toe het meest wrang smakende moment van de set, met een verzengende finale als evocatie van een leven in gruzelementen. Lijnrecht daartegenover stond het hoop zaaiende engelenkoor in de aangrijpende ballad Postcard.
Enige ruwheid in de livesound werd niet geschuwd en maakte het geheel erg organisch. Toetsenist Adam Holzman laveerde tussen jazz, klassiek en snerpende elektrische solo's, terwijl Marco Minneman zich een polyritmische octopus toonde. De Bulgaar Niko Tsonev wist Wilsons messcherpe gitaarwerk perfect naar zijn hand te zetten. Maar hij was het die, net nadat Wilson tot stilte had aangemaand, de meest gruwelijke misrekening maakte en als per ongeluk een powerchord loste tijdens een verstilde passage. Als een scheet tijdens een begrafenis, zo klonk dat.
Wilsons vragen tot stilte, gericht tot twee praatgrage kerels vooraan in het publiek, werden de running gag van de avond. En het was ook echt grappig. Roger Waters pakte zulke dingen destijds wel anders aan. Het is eigenaardig hoe al die sentimenten - humor en intense spanning - de wilde extremen van Wilsons muzikale personaliteit weergaven. Net als zijn favoriete thema's voor songs: "Trains, chicks and serial killers."