Sonic City - De familie DEEWEE inviteert
Depart Evenementenhal, 11 november 2023
Zaterdag 11 november was niet alleen een feestdag - in elke betekenis van het woord - voor Sonic City-curatoren Charlotte Adigéry en Bolis Pupul, het leek ook een beetje op een grote familiedag, waarop alle muzikale vrienden en verwanten van het duo welkom waren.
The Germans mochten de dag op gang trappen en dat was meteen ook de eerste van drie performances van Boris Zeebroek aka Bolis Pupul, die in de band de synths voor zijn rekening neemt. We voelden ons met het vijftal al om twee uur in de namiddag in een lome, loungy nachtclub. Het nieuwe werk, dat ze brachten, klonk spannend maar toch trokken we na twee songs en twintig minuten naar boven voor de veelbesproken Alice Low.
Alice Low deed het in haar eentje: "Normaal sta ik hier met een pianist en een saxofonist, maar da's te duur geworden". Alles stond dan maar gewoon op band, maar zelf vond ze dat best nog meevallen. Er hing over het podium een zwaar contrast tussen de theatrale transgender-performance van Low, en de vaak sarcastische zelfrelativering: "Kijk, deze show kan worden zoals wanneer je vrienden matig eten voorschotelt - 'It's interesting', zeggen die dan". Dat was ook het gevoel dat wij er uiteindelijk bij hadden. Muzikaal scheerde het geen al te hoge toppen, maar de performance was zodanig entertainend dat je bleef staan om de volgende bindtekst niet te missen. Dat ging over de slapeloze nacht voor het optreden (en over dan maar om 4u 's nachts Al Pacino en 'The Devil's Advocate' kijken), over de transitie of over de frustratie alle porno op het internet al eens te hebben gezien (ter inleiding van het schunnige The Rabbit). Voor de slotsong mocht het publiek zelf een titel bedenken. Dat werd naar de Mel Gibson film dan maar The Passion Of The Christ. Raar geval, met een zwaar Bowie-complex.
De eerste act in de grote zaal van Depart was de Zweedse band Deki Alem. Met twee gedreven rappers en een live drummer leek dit op papier een knaller te worden, maar toch schoot de vonk nooit echt in de set. "There's a fancy museum type of energy in here", merkte één van de rappers subtiel op om het gebrek aan enthousiasme in de zaal te omschrijven. Het publiek reageerde inderdaad eerder flauwtjes op de sound die ergens tussen Senser en Freestylers te situeren viel. Afsluiter Chikken At The Mall had eindelijk de punch waar we al de hele set naar zochten. "Hier zat zoveel meer in", zou een voetbalcoach de wedstrijd van Deki Alem met de zaal samenvatten. Net als Alice Low een beetje te weinig ballen, zouden wij durven besluiten.
Na dit trio met post-apocalyptische allures, keerden we met The Whodads terug naar Sonic City 1963. Een retro-balorkest op een toekomstgericht festival? "Things are not all that out of control", zou Stereolab zeggen. Het achtkoppige tijdreisgezelschap onder leiding van Steven Jannsens nam ons mee langs surfstrumentals, mambo en obscure filmscores. Voortgestuwd door drie blazers en een contrabas kregen we zonsondergangballades waarbij je wegdroomde naar een vodka martini (shaken, not stirred), en waarna het James Bond-thema door de luidsprekers schalde. De band, die dit jaar dertig jaar bestaat, gaf een les muziekgeschiedenis met inspraak. Fuck dynamic pricing, leve de dynamische setlist, moet Janssens gedacht hebben, want plots mocht het publiek kiezen tussen Hollywood of de ruimte. Democratisch kreeg Star Trek de voorkeur. Een vreemde eend in de hippe Sonic City-bijt. Wie zich afvroeg hoe The Whodads op de affiche van Sonic City waren beland: wel, curator Charlotte Adigéry zong voor haar leven bij Wwwater jarenlang bij de band.
Omdat we tot aan het gaatje in het universum van The Whodads waren blijven hangen, geraakten we niet meer bij Geoffrey Burton. We hoorden de schoonbroer van Bolis Pupul de meest bizarre geluidjes uit de gitaar toveren, maar helaas geraakten we de tredes naar de Upstairs-zaal niet op. Niet leeftijd of drank was de boosdoener, maar gewoon een trappenhal propvol aanschuivende nieuwsgierigen.
Dan maar vooraan post vatten voor Lucrecia Dalt. Samen met percussionist Alex creëerde de in Berlijn residerende Colombiaanse een sfeertje dat magisch donker kon zijn, maar evengoed zwoel en verleidend werd. De tegelijk exotische en kille spanning, die over de zaal hing, verleidde het publiek wel degelijk. Want toen Lucrecia Dalt na de set nog zes minuten bleek over te hebben, vroegen en kregen we met Atemporal nog een bisnummer. Wat ons betreft toch wel één van de hoogtepunten van de dag.
Om tijdig in het bovenzaaltje te zijn, moesten we het jazzcombo Brahja links laten liggen. Maar kiezen bleek voor één keertje niet verliezen, want met de keuze voor Chalk schoten we de hoofdvogel af. De set van het trio was minstens even vet als de stift waarmee we de naam op het programmablaadje hadden aangekruist. Een grotere tegenpool voor Lucrecia Dalts feeërieke optreden dan deze Noord-Ierse stormram konden we ons niet voorstellen. De compromisloze interpretatie van postpunk, geinfuseerd met techno, deed ons soms denken aan de post-industriële begindagen van landgenoten Therapy? Chalk beukte met Asking en Them zonder genegenheid in op de allang op voorhand volgelopen zaal, een zaal die gaandeweg in een kolkende moshpit herschapen werd. Met het pletwalstempo, dat de band aanhield, zaten we al na een goed half uurtje aan de laatste song. Maar het was dreigend, intens en mooi geweest. Zanger Ross Cullen kwam nog even mee moshen in het publiek als dank voor een memorabel eerste Belgisch optreden. Wij houden voortaan de concertkalenders in de gaten, want Chalk willen we zo gauw mogelijk nog eens beleven.
Van tegenpolen en contrasten gesproken: na Chalk had eigenlijk geen enkel artiest een schijn van kans. We voelden ons dus serieus gesjareld bij Eddie Chacon. We hadden de intussen zestigjarige soulzanger graag de ultieme nineties-draak Would I Lie To You vergeven, maar nog bekomend van Chalk, verlieten we dit stuurloos en zinkend cruiseschip om de dorst te laven en honger te stillen (wij zijn ook maar mensen). Achteraf hoorden we dat de show van Chacon uiteindelijk wel in de plooien viel en dat de man oprecht ontroerd leek om na vele decennia nog eens voor zo'n groot publiek te staan.
Daarna was het tijd voor wat kannibalisme in de DEEWEE-familie, want we moesten kiezen tussen curator Bolis Pupul en Laima. We waren graag langer gebleven bij Bolis Pupul, maar trokken na tien minuutjes toch naar boven om op tijd te zijn voor de huisvlijt van Laima. De echtgenote van Igor Cavalera (waarmee ze samen drumde bij Soulwax) verklapte namelijk dat ze haar muziek eenzaam thuis had geschreven, terwijl manlief op wereldtournee trok. Op het podium merkten we nog een huiselijk element op in de vorm van de strijkplank, die dienst deed als stafief voor de Moog (waarvan ze continu en haast theatraal kabeltjes uitplugde en in een ander gaatje weer inplugde). Laima's optreden, dat het midden hield tussen performance en woordkunst, was ondanks de weinige variatie een aangenaam rustpunt. Alsof we in haar keuken (of slaapkamer, gezien het imposante op een slaapzak geïnspireerde gewaad dat ze droeg) te gast waren, hield ze ons dicht bij haar met bekentenissen dat ze een nagelnieuw nummer in de set nog nooit eerder had gespeeld of met een discobal als attribuut die in het publiek werd doorgegeven en een baby moest voorstellen. Ze leek helemaal uit het lood geslagen, toen ze merkte dat Charlotte Adigéry in het publiek stond te dansen. Very DEEWEE allemaal, maar wel heel leuk.
Een festival levert zowel verrassingen als teleurstellingen op. In die laatste categorie mogen we Jockstrap onderbrengen. Van de slaapzak van Laima trokken we naar het badpak van Georgia Ellery (vooral gekend als violiste van Black Country, New Road). Samen met toetsenist Taylor Skye kon ze in Kortrijk een record op naam van Jockstrap schrijven: dat van het aantal geeuwende mensen in een publiek. "I can be a stripper if you want me to", zong ze wulps. Of er werd al eens sensueel gedanst of gestaard, maar we voelden alles behalve opwinding en zaten vooral verveeld met de vraag welke kant de show nu eigenlijk uit ging. De meesten rond ons lieten de vraag onbeantwoord zodat we de rijen na een paar songs zagen uitdunnen. Wij gaven Jockstrap het voordeel van de twijfel in de hoop dat de muzikale aap alsnog uit de mouw zou komen, maar we bleken vooral een uur lang in de al even spreekwoordelijke aap gelogeerd. Ondanks het heerlijke stemmetje waarmee ze "I am glad you take me as I am", zong in Concrete Over Water, hadden we haar liever op een andere manier genomen. Muzikaal, welteverstaan!
Hadden we het net nog over teleurstellingen en verrassingen? Wel, Nah was een verrassing buiten categorie. Het eenmansorkest lapte de Wapenstilstand ronduit aan de laars en vuurde boos, kokend en zichzelf opfokkend het ene na het andere drumsalvo op ons af. Met een SP-555-sampler (waarvan de flightcase een gerecupeerde milieubox leek te zijn), maakte hij zijn strijd helemaal overstuurs. Door het chaotische gedaver, dat hij voortbracht, zagen we het pintje op het podium een meter ver wegtrillen. Aanvankelijk dachten we dat zo'n eenmansbombardement onmogelijk langer dan een kwartier kon aangehouden worden, maar Nah hield de waanzin veertig minuten vol alvorens met een braaf "Thank you", het podium te verlaten. Wie dacht dat de man in de coulissen zou veranderen in een plasje kolkend zweet, had het mis want hij was zo knettergek om het al even knettergek geworden publiek nog op een knettergek bisnummertje te trakteren.
Het was alweer een bevreemdende overgang, toen we daarna bij de schoolse dreampop van Ruby Haunt aanbelandden. Nah had voor ons de helft van Ruby Haunts set weggesneden, maar de twintig minuten, die we nog konden meepikken, behoren bij het mooiste wat we zaterdag in Kortrijk zagen. Hoewel we achteraf aan de merchtafel zagen dat de band al een handvol platen uit heeft, was het naar verluidt het eerste festivaloptreden. Als we de sound omschrijven als lijziger dan Slowdive, maar wakkerder dan Cigarettes After Sex, horen we je al luidop denken: "O nee, niet nog een dreampop- of sadcore-kloon!". Dat is de band misschien wel, maar ze bewezen dat de kloontechnologie in de eenentwintigste eeuw best wel verbluffende resultaten kan opleveren. In de korte tijd, die we met Ruby Haunt doorbrachten, vergaten we heel even de wereld daarbuiten.
Inclusief de rest van het festival eigenlijk, want toen we weer wakker werden, waren Charlotte Adigéry en Bolis Pupul al aan de headlineset in de grote zaal begonnen. Voor dit soort optredens bestaan de clichés "een op voorhand gewonnen wedstrijd", of "Veni, vidi, vici". Het publiek at uit de hand van Pupul en hing aan de lippen van Adigéry. Het tweetal mocht dan wel de hoofdact van de dag zijn, ze gedroegen zich alsof ze deel van het publiek waren. Er werden herinneringen opgehaald aan de andere bands, die eerder op de dag hadden gespeeld ("The Germans suckten toch echt wel", grapte Pupul, vervolgend dat hijzelf Lucrecia Dalt "de max" vond), er werden massa's kudos richting het Sonic City-team gestuurd, en tijdens slotnummer Ceci N'est Pas Un Cliché mengde Adigéry zich even in de zaal. Een paar keer werd het zorgeloze feestje onderbroken voor serieuze zaken zoals de oorlog in Gaza of een trieste anekdote over de keer dat de zwarte zangeres na een bezoek aan De Kreun racistische opmerkingen naar het hoofd geslingerd kreeg. Er kwam nog een kort bisje (het obligate Thank You), maar ze waren vooral verwonderd dat wij nog steeds voor dat podium hingen terwijl Model/Actriz al aan de set in de Club waren begonnen.
Model/Actriz dus, de laatste stuiptrekking van de festivaldag voordat we rond halftwee naar huis mochten. Het woord "stormram" gebruikten we hierboven al voor Nah. Dus houden we het bij dit stelletje ongeregeld uit New York bij de "pletwals". In tegenstelling tot de iets elegantere Alice Low eerder op de dag was frontman Cole Haden eerder een vooil jeanet. Hakken, korte broek, hoofddoek en doorkijksjaal, waarmee hij al eens placht te dansen. O ja, en een dikke snor, dat ook. Nu, die verkleedgimmick was voor niets nodig, want de muziek van het viertal volstond ruimschoots om drie kwartier lang met open bek de pokkeherrie te ondergaan. We hoorden heerlijke dissonante Sonic Youth-tunings overstemd raken door razende postpunkaanvallen. Ondertussen zoefde Haden als ongeleid projectiel doorheen de zaal of stond hij plots vlak voor ons op een luidspreker. Een genadeschot wordt dit soort optredens ook wel eens genoemd. Een Sonic City-waardige afsluiter, die in 2024 zonder twijfel veel grote podia zal mogen aandoen.
Veertien artiesten in een festivaldagje van elf uur. Hoeven we nog te zeggen dat Sonic City - op een paar uitzonderingen na - alweer een vruchtbare ontdekkingsreis was?